Kijk eens wat vaker in de spiegel van…de auto

Ik kan me de eerste keer nog herinneren als de dag van gister. Het was met Rien, een dikke man met vlassig snorretje. We stonden net buiten Culemborg op een verlaten weggetje, bosjes langs de ene kant, slootje aan de andere kant. Het moest er nu echt maar eens van komen. Ik was er klaar voor. Let’s get it over with. Na het uitspreken van verwachtingen over en weer zei hij: ‘nou, begin maar, laat eens zien wat je kunt.’
Ik was bleu en verlegen en deed gewoon maar iets. Ik draaide aan wat knoppen en toen hopsakee, gas op die lolly. Een oorverdovend aanzwellend gegrom kwam er echter uit de auto. Het viel me ook op dat we bleven staan in plaats van vooruit reden. Ik was iets te scheutig geweest met het gaspedaal en ook stond de handrem er nog op. ‘Nou, das een gelukje’, zei Rien met zijn blik op de sloot, ‘waren we bijna begonnen met zwemles in plaats van rijles’. 


Ik zou niet willen zeggen dat deze start heel bepalend is geweest voor mijn verdere rijkunsten en souplesse op de weg, maar het was wel zo. Want maakte ik een foutje dan bleef dat de rest van de rit rondzingen in mijn hoofd als die aanzwellende motor. En was er een lastige verkeerssituatie dan deed ik alles te gehaast, lomp en extreem, net als bij het volledig intrappen van het gaspedaal naast de sloot.


Er volgden zo’n 40 lessen bij Rien, en heel erg zal ik hem ook weer niet hebben geërgerd want ik herinner me hem als een goedlachse dikke boeddha naast me, met alle geduld van de wereld. Ik was een gewoon gemiddelde leerling. Geen meid die haar handen gillend van het stuur trok als ze het niet meer wist, maar ook niet blakend van verkeersinzicht. Ik reed echter in Tiel. Die van Flipje, dat frambozenmannetje uit de Betuwe. Flipje is lief en zo is Tiel. Er zijn geen meerbaans rotondes, geen gierende trams of dertig Marokanen die midden op de binnenweg parkeren. Maar Tiel is dus niet echt representatief voor het Hollandse verkeer. Dat wist ik toen gelukkig nog niet anders was ik toch maar gewoon op zwemles gegaan.Ik kreeg het wel voor elkaar ook in Tiel te zakken voor mijn examen maar na de tweede keer mocht ik met opgeheven hoofd mijn roze document ophalen. Het cruisen kon beginnen. Vroeeemmvroeeemmm! De wereld lag aan mijn voeten! Ruim baan voor mij en mijn bolide! Vrijheid! Ik kon overal heen! 


En dat deed ik. Naar Waddenoyen om een vriendin op te halen. Naar Deil om mijn zusje weg te brengen. Naar de videotheek in Culemborg. Ja dat was het wel. Ik kreeg immers een OV en kon mensen gratis voor mij laten rijden. Na het studeren verruilde ik het gratis OV voor te duur betaald OV van Utrecht naar Leiden, dat niet werd vergoed door de baas maar dat wel faciliteerde in mijn behoefte om dutjes te doen onderweg naar werk. Daarna diende het volgende excuus zich aan om niet te rijden want ik verhuisde van Utrecht naar Rotterdam en hier was al helemaal geen Flipje meer. Sterker nog, het verkeer was hier echt geflipt. Waar ik mezelf eerder had gesust met bovengenoemde excuses kwam de pijnlijke waarheid nu boven tafel. Ik was bang. Ik kon dit écht niet meer en overtuigde eenieder met het fanatisme van het vaccinatie-, stikstof- of zwartepietendebat dat ik de enige uitzondering was op de stelregel ‘dat je autorijden heus niet verleert’. Ik was dit verleerd mensen. En ik was in staat om rijles te nemen om het iedereen te laten zien. Niet echt natuurlijk, ben jij gek, ik ging spontaan aan de dunne bij het idee alleen al. Er gingen in totaal zo’n 15 jaar en twee mislukte rijlessen voorbij bij shagrokende chagrijn die alleen maar heel bang was dat ik z’n versnellingsbak molde, voor ik er korte metten mee wilde maken. 

Dennis was de derde die ik had ingeschakeld voor deze therapie, eeehhm rijles. Leuk natuurlijk dat ik die bak weer leerde besturen en leerde parkeren zonder 3 auto’s te rammen, maar deze rijlessen waren meer dan dat. Dennis was een man van weinig woorden. En dat combineerde fijn met een vrouw met veel woorden. Zijn one-liners bleken ook buiten de auto bruikbaar. Dennis was niet alleen Feyenoord supporter die me altijd even aanmoedigde naar links te kijken als we langs De Kuip reden, hij had een natuurlijke schwung waar veel psychologen een puntje aan kunnen zuigen.


‘Je doet het weer’, was het zinnetje dat ik te horen kreeg als ik weer eens wanhopig zei (of riep, of krijste) dat ik iets niet kon. Dan kun je wel graag op Pipi Langkous willen lijken met d’r tegenovergestelde beroemde uitspraak, maar ik was overduidelijk niet dezelfde vrije, nieuwsgierige geest. Ik weet wel van mezelf dat ik bang ben om fouten te maken, maar dat het zo van invloed was op prestaties merkte ik pas eigenlijk in de auto. De instructie om achteruit in te parkeren werd gevolgd door een diepe ontmoedigde zucht. Druk verkeersplein in zicht en ik riep al dat ik het allemaal niet overzag. Vól oprechte verbazing vroeg hij dan keer op keer waarom ik dat nou toch deed?! Was het nou daadwerkelijk zo vaak misgegaan? Had ik een trauma opgedaan in een ongeluk? Was ik ontspannen aan het meeneuriën met een gouwe ouwe van Nederland FM of 538, zijn favoriete stations, dan bleek ik best wel iets te kunnen in die Audi. En dan triomfantelijk kijken die Dennis.


‘Nooit afhankelijk zijn van een ander en zelf koers houden’. Dit klinkt niet als een advies voor tijdens rijles, maar ik heb het tientallen keren gehoord. ‘Waarom ga je nou rechtsaf?’, waarna hij steevast triomantelijk zei dat hij wel wist waarom ik afsloeg. Ik keek immers enkel naar de auto voor mij en die ging naar rechts. Hou de blik op je eigen weg en laat die niet afhangen van de ander. Ik hoefde me vooral niet van de wijs te laten brengen door andere automobielen die switchten van baan, onhandig reden, te hard reden, of de andere kant op gingen. Iets verder kijken dan de auto lang is dus. Breeeeeeed kijken, hoofd draaaaaaaien, scánnen, altijd weten hoe het verkeer om je heen beweegt ‘zodat je kunt anticiperen en de regie houdt’. Zo moest ik laatst aan de rijles denken toen ik me per ongeluk blindstaarde op successen van collega’s, hardlopers, vrienden, en me in wilde schrijven voor cursussen, extra hardlooptrainingen wilde doen en jammerde van ontevredenheid. ‘Breed kijken, eigen koers aanhouden, wees niet afhankelijk van andermans weg’.


‘Laat het los, het is gebeurd’, zei hij als ik net iets te laat remde voor die bocht, een verkeerde afslag nam of richtingaanwijzer vergat. Mijn hoofd bleef (blijft!) vaak als lijm plakken aan fouten. Ik draai mijn hand nooit om voor wat extra zelfkwelling. Die bak oordeel was tijdens het rijden niet heel erg helpend, en ook niet handig als het verkeer ondertussen weer mijn aandacht nodig had. ‘Wat maakt het uit, volgende keer beter, nu moet je weer door’. Werkt als een soort lijm-oplosser. Goh.


Maar de belangrijkste, die nu vaak als een mantra door mijn hoofd zingt: ‘alleen kaaaaallllmte kan je redden’. En dan met Rotterdams accent. Maakte ik in de spits terwijl het giert van de regen drie fouten achter elkaar en je had een mooi recept voor…PANIEK. Met vervolgens nog meer fouten en nog meer paniek. En schelden, jawel jawel, ook met de instructeur naast me. Dan kon ik wel weten hoe je die vierwieler moest besturen, maar iets doen met die vierwieler te midden van het verkeer werd dan lastig. Na een tijdje was een fluisterende ‘ruuuuusssssttttt’ naast me voldoende om mezelf weer te herpakken. Inmiddels ben ik als een simpel huisdier  zowaar geconditioneerd, want bij teveel haastige lompheid van mijn kant fluister ik nu ook moederlijk tegen mezelf, zonder ‘natte T’: ‘ruuuuuusssssstttt’.

Laatst was ik in Utrecht met de man toen hij op enig moment luchtig maar met grote voorzichtigheid voorstelde of ik soms terug wilde rijden. In gedachten klonken de ‘oh nee’s’, ik hoorde het geklingel van trams op Hofplein al in het hoofd, visualiseerde een botsinkje of wat op de snelweg, maar veel sterker was de heel vreemde sensatie van springerige zenuwachtige opwinding, van zelfs een beetje vertrouwen in de rit, en bespeurde ik daar nou zowaar ZIN?! Ik zei: ‘ok’, maar ik dacht:

‘Ik heb het nog niet gedaan, maar denk dat ik het wel kan’.