Hormonenmonologen: de erwt


Dit is al de derde keer vandaag dat ik langs die grote witte blokkendoos fiets vlakbij mijn huis. Die met die blauwe letters ‘Erasmus’ erop en ontelbare raampjes. Altijd als ik er langs rijd probeer ik me op één van die raampjes te concentreren en me te realiseren dat zich er achter iemand bevindt die succes nodig heeft. Er ligt iemand op een onderzoeksbank, of in een bed, of aan een machine met slangen potjes te hopen, te verdragen of te vechten. Ik stuur dan in mijn ochtendfietstochtje naar station Blaak heel aandachtig succes-gedachten naar zo’n raampje. En de volgende dag naar een ander. Hoewel ik met rationeel wetenschappelijke georiënteerd hoofd niet precies kan begrijpen hoe deze gedachten van mij, niks meer dan wat mentale plaatjes, zich een of andere energieweg banen naar de betreffende Jan of Jannie, voel ik me toch verbonden met de raampjes en de mensen. De kosmos pikt het vast op, of anders de karmapuntenkoning en op zijn minst bonjour ik er eigen zorgen even mee weg. Staat iemands gezondheid op het spel, dan verbleekt immers alles.


De derde keer dat ik er vandaag langs rijd voel ik ineens een heel sterke drang. Als het goed is kom ik er namelijk vandaag een vierde keer, maar dan moet ik er ook naar binnen. Niet iedereen zal zich erg verheugen op een ziekenhuisbezoek, maar ik hoop met grote hopen dat wij mogen. Wel een leuke twist van meneer Erasmus om dat vervolgens zo laat mogelijk te laten weten. ‘Het zijn toch al geoefende wachtkunstenaars die mensen van afdeling Ba2’ zal hij denken, ‘zo’n ochtendje onzekerheid is een makkie’. Ik word zometeen iemand achter een raampje, denk ik ineens. Daar vecht ik dan niet voor mijn leven, maar doe ik schietgebedjes voor een ander leven. Dit zo overpeinzend voel ik dus ineens die drang. Om te stoppen en er een moment van te maken. Ik moet iets doen om het lot te helpen. Ik moet dingen denken. Krachtige dingen. Succesdingen. Voor mezelf. Opdat ik straks echt naar binnen mag. Door mijn abrupte stilstand word ik bijna overreden door drie elektrische bakfietsen en vijf wielrenners en krijg ik niet bepaald kosmopolitische of geneeskrachtige woorden naar mijn hoofd geslingerd, maar het kan dit Law of Attraction aspirant lid die inmiddels zelfs bereid is wierook aan te steken en naar kristallen te staren helemaal niks schelen. Ik moet hier stoppen want hier ligt ons DNA te ontdooien. 


Terwijl ik daar plompverloren sta denk ik aan die diepgevroren klompjes toekomst van ons. Klompje is nog een groot woord. Ook een beetje een vies woord als je het zo opschrijft; ons erg pril meercellig mens in wording, onze embryo, onze blastocyst, onze Sam, Cato, Henkie, is zich aan het voorbereiden op zijn vertrek vanuit koud Antarctica naar warm subtropisch Ecuador. Want zo stel ik mij mijn baarmoeder toch wel voor, als Ecuador. Ecuador heeft stranden en bergen en jungle en eigenlijk alles wat je nodig hebt. Een paradijselijke warme omgeving, waar de erwt een beetje kan wiegen bij iemand die zich al even een moeder kan wanen tot de dag des oordeels.


Vanavond steek ik een kaars aan. Zo eentje uit een hippe pop-upstore gemaakt door Daniel. Daniel heeft een beperking en kan mooie kaarsen maken. Je kunt er een wens instoppen en dan leest het universum die hoop ik. Verder eet ik geen rood vlees. En ik eet geen rauwe zalm. En ik eet geen rare kaas. En ik drink geen bubbels om dit moment te vieren. In het ‘niet’ zit het leuke. Het niet betekent bijna.