Jarig

Als ik in mijn wilde twintiger jaren dacht aan dertigers, helemaal die dertigers die de middenlijn zijn gepasseerd, dan had ik ontzag voor die leeftijd. Vanaf de mid-dertig heb je het voor elkaar, zo dacht ik. Alle kaarten zijn geschud. Je hebt je verworvenheden en bent tevree. Ik was twintig-plus en zat in de kroeg, begon net aan een baan, proefde aan relaties kort en lang, ik voer de haven uit, koortsachtig zoekend naar eilandjes, baaitjes, kades. Zij lagen lekker te dobberen en te genieten van hun ligplaats.

Ik vond het oude mensen.


Die dertigers hebben gezinnen. Allemaal. Zo zag ik het voor me. Die van 31 of 32 staan nog met één been in het twintigersbestaan. Zij slepen het gezin, mochten ze het al hebben, nog mee naar een festival en dansen met hippe draagdoek.

Maar die van zes, zeven, achtendertig die zitten in hun tuin, houden niet meer van slepen. Het geschudde kaartendeck toonde plaatjes van huizen, bomen, beesten en kinderen. Ze houden trots een Fullhouse in hun handen.


Die 35-plussers zwoegen, zo dacht ik toen, en ze zijn een beetje saai. Niet meer zwieren en spontane dingen, het zijn echte grote mensen. Hun huid wordt slapper, ze hebben geen oude koppen maar zet ze maar eens naast een twintiger vers uit de collegebanken. Die gezichten blaken nog van jongheid en collageen. Al die jaren op school, al dat daten, dat is voor deze leeftijd. Die 35-plussers hebben niet enkel een baan, maar een carrière. Ze hebben een eigen pad dat ze volgen, helemaal zelf ontdekt, soms met omweg, maar niet het ‘nou, ik heb een diploma, nu ga ik maar eens werken-pad’. Ze stonden jaren geleden op een kruising en hebben bewust gekozen. Ze hebben een vriend, vriendin, partner, wederhelft, soulmate. Iemand die altijd met ze op de vakantiefoto’s staat vanaf nu.


En nu ben ik 37. Mijn moeder heeft een dochter van 37. Als ik deze zin lees voelt het alsof het over iemand anders gaat. Het getal doet oud aan en wakkert al mijn associaties aan. Maar het is mijn leeftijd, van mijn jong voelende zelf die het leven gewoon nog altijd ‘een gedoetje’ vindt. De foto op vaders werkbureau is van mij als jonkie, de geüpdatet versie is van een 37-jarig meisje met beginnende rimpels. Op werk ben ik de oudere van de club, een senior zouden sommigen misschien zeggen. Ik koos na mijn kruispunt. Ik ben 1924 maanden geleden met vacuümpomp uit mijn moeder geboren. Ik wilde niet. (Ik houd nog steeds niet van verandering). 13505 dagen heb ik gewandeld op weg naar dit getal waarvan ik eerder dacht dat de gezapigheid lang en breed was ingetreden.


Maar hier zit ik. Een 37-jarige vrouw, die keuzes maakte, maar ook gewoon nog aanklooit, die hier niet met haar vaste kaartendeck zit. Ze zwiert en draagt roze sneakers. Ze schudt de kaarten nog steeds en ze laat er soms een paar uit haar handen vallen. Want ze is geen Hans Kazan. Ze wil nog steeds graag verjaardagsslingers, zit (toegegeven) wel gezapig te zijn met kampeervernuftigheden, maar liefst wel op zoveel mogelijk plekken en hoogtes in de wereld. Ze krijgt een tuin, waar ze boeken zal lezen maar niet voor lang, want ze heeft nooit veel rust. Ze sleept nog immer graag. Ze kijkt naar haar kaartendeck en heeft geen fullhouse. Ze mist die ene kaart, die heel belangrijke. Kun je nog zo goed het kaartspel beheersen, je hebt ook geluk nodig. Met deze kaart heeft ze pech, maar desondanks is ze mooi wel een decennium verder en heeft ze zichzelf gewoon meegenomen. Ze is gegroeid maar haar niet-gezapige twintiger is meegekomen. Ze kijkt naar mensen van eind veertig met een beetje angst. Want dan ben je wel écht oud. Toch?


Ik denk dat ik al weet wat ik schrijf als ik tien jaar verder ben.