Achter het masker


Ze zit met vriendelijke opgemaakte glimlach tegenover me. Haar haren glanzen en springen voorzichtig heen en weer in goed gemodelleerde krul. Mijn cliënt. Ze besteedt veel aandacht aan haar uiterlijk. Elke dag maakt ze zich op voor vermeende oordelende ogen van talloze mensen. Ze huilt van binnen, maar dat mag ze niet tonen. Staand voor de spiegel verft ze een masker over haar verdrietige, eenzame ziel, zoals ze dat leerde van haar moeder. Perfect gekleurde lippen die haar beleefde glimlach omlijsten. Ze verft vooral voor haar moeder. ‘Gij zult altijd vriendelijk zijn’. Vandaag verft ze voor mij.


Ze verontschuldigt zich. Met haar vele sorry’s vult ze de eerste tien minuten van de sessie. Sorry dat ze zo kauwt op haar kauwgom. Sorry dat ze die even moet weggooien en de sessie onderbreekt. Sorry dat ze gister knoflook heeft gegeten. Of ik het misschien ruik? Ze was er de hele weg hiernaartoe druk mee. Met het bedenken hoe ze de mogelijke knoflookgeur kon verdoezelen. Ze vond gelukkig een kauwgompje onderin haar tas. Ze had moeten huilen van opluchting. En toen was ze weer bezorgd om haar make-up en de blikken van de mensen in de bus. Dit vertelt ze allemaal.


Ik moet de neiging bedwingen haar op schoot te nemen en te wiegen. Ik wil haar voor altijd verzekeren dat ze in al haar vormen en verschijningen goed is. Ik doe een poging en stel haar gerust. Met of zonder knoflook, ze is hier altijd welkom, ze hoeft zich niet anders voor te doen dan hoe ze zich van binnen voelt. Ik becomplimenteer haar om het inkijkje dat ze geeft. Ze hoort het wel, maar voelt het niet. Ze is niet goed genoeg. Ze dirkt zich al twee jaar voor me op. Komt ze ooit in joggingbroek zonder mascara naar me toe, dan is de therapie gelukt, bedenk ik me. 


Dan valt me iets op. Het is klein en onbenullig maar het ontroert me. Ik voel opluchting, want ik zie iets ‘echts’ van haar. Haar nagels. Ze zijn afgekloven en de bordeauxrode nagellak is gebladderd. Ze is een vrouw die nagels bijt. Die pulkt aan nagellak zodra die er in beetjes er afgaat. Een klein verzet tegen haar moeder? Een beetje gevoel dat naar buiten sijpelt, door de kieren van haar masker heen?


Ze ziet dat ik het zie. En ze wil weer starten met het sorry-offensief. Maar voor ze iets kan zeggen, vraag ik: ‘Ben je gespannen?’ Ze kijkt nederig omlaag. ‘Ik bijt zelf altijd nagels als ik gespannen ben’, zeg ik in een poging tot verbinding. Ik leg mijn handen op tafel. Met de rug naar boven, mijn 10 kleine imperfecties in het zicht. Zij volgt aarzelend mijn voorbeeld en laat zien hoe ze soms bijt en pulkt. Ze huilt en laat de tranen rollen, en nog onbedaarlijker als ze ziet dat de aarde van het moestuinieren her en der nog onder de randjes zit. Maar zonder sorry en zonder voorzichtig dempende tissue onder ogen die haar make-up moet sparen. Haar verdrietige ziel laat zwarte vegen achter op haar wangen. Maar ze voelt zich lichter, ook al hoort ze het commentaar van haar moeder in de kamer alsof ze fysiek aanwezig is.


Afgekloven nagels en uitgelopen mascara, soms ziet progressie er zo uit.