Shit

Het ruikt alsof een stel drollen een nachtje heeft liggen weken in de dikke darm in een plasje bier. En er dan uit zijn gekomen in deze wc-pot. Zurig ruikt het dan, net als melk die over de datum is. Maar dan met poeplucht in plaats van melklucht. Volgens mij is er ook iemand ongesteld. Dat ruik je ook soms, helaas maar waar. Het ruikt naar… Nou ja, je hoeft niet alles te benoemen (maar ruik eens aan een oude pleister als je in je vinger hebt gesneden). Ik sta in de wc op mijn werk en ben blij dat ik toch heb ontbeten want van deze geur zou ik op een lege maag spontaan kunnen braken. Als ik mij door de deken van stank heb geworsteld zie ik tot mijn opluchting dat mijn favoriete  wc vrij is. Mijn favo wc voor een number two. Na maanden van zorgvuldige kansberekening is dit de pot waar ik gezien zijn ligging (verst van de deur) het minste risico loop om in de armen van mijn meest gewaardeerde collega te lopen, wanneer ik straks uit mijn hokje komt achtervolgd door poepgeur vermomd in toiletspray. Hier kan ik redelijk ongestoord stinken, scheten, bouten, ruften, knetteren en kakken. Het is zo’n tijdstip waarop de eerste kop koffie naar binnen gegoten is. Dan weet je het wel.

Ik doe de deur van mijn wc open en zie daar,  je verwacht het niet, een wc-pot. Gewoon zoals een wc-pot eruit ziet, maar versierd met bruine strepen, zo bruin als cacao zou je kunnen zeggen. Of zo bruin als poep. En poep is precies wat ik zie. Ik staar naar de pot waarin de darminhoud van een collega deels de strijd met het doortrekwater heeft verloren. De hoeveelheid bruin springt in het oog en vertelt me bovendien dat de collega geen gezond darmflora heeft. Anders zou de keutel wel soepel op de waterglijbaan in het riool zijn verdwenen. Ik ga in mijn hoofd langs de groep aanwezige collega’s en vraag me af wie zijn poep in alcohol heeft laten marineren afgelopen nacht. De secretaresse die ik net tegenkwam had een rood hoofd. Van het persen? Van schaamte? Mijn bazin staat bekend als gezellige carnavaller, die is niet vies van een biertje. En een poepje misschien.

Al dat bruin in die pot, dat bijna een monster wordt naarmate ik er langer naar tuur, doet me bijna vergeten waarvoor ik hier zelf kom. Ik stap naar binnen, wurm me uit m’n legging en overweeg even te hangen, wat ik een veel te vermoeiend idee vind. Hangen past niet bij het idee van de vijf minuten me-time waar ik me op had verheugd. Bovendien is het vrij zichtbaar dat de restschade van het hele proces zich ín de pot in plaats van op de bril bevindt. Ik ga zitten en voel dat de bril nog warm is van het achterwerk van de collega. Een intieme band krijg je dus niet alleen op de vrijdagmiddagborrel maar ook via indirect wc-brilcontact. Vandaag heb ik geen hulpverlenersstress; er is niemand suïcidaal of in enorme crisis geraakt en dat betekent stressvrije darmen. Na een matige inspanning, zonder persen, rood hoofd of gebalde vuisten is het resultaat er wel naar. Geen pijnlijke keutel, en ook geen breiige hoop, gewoon een prototypische drol. Ik heb een goeie poep-dag. Na nog geen vijf minuten hoor ik verderop het geluid van de klapdeur. Met een slecht afgestelde dranger waardoor je altijd een beetje schrikt. Kittige voetstappen trippelen richting de toilet. Hoge nood als je het mij vraagt.

De deur gaat open en een collega neemt plaats op de wc naast mij. Ik hoor gerits van een stroeve  gulp, een opgelucht scheetje en een rollende toiletrol. Er wordt preventief wc-papier in de wc gelegd. Voor een anti-plonseffect waarschijnlijk. Inmiddels ben ik zelf klaar om door te trekken, want ik realiseer me dat als ik een toilet-ontmoeting wil voorkomen, wat je gewoon altijd moet doen, ik een beetje haast moet maken. Als de waterval gevallen is zie ik tot mijn verbazing dat de pot nog niet kraakwit is. Mijn glad exemplaar heeft geen extra schade toegebracht, dit is nog steeds van mijn voorganger. Wat heeft die trien gegeten dat de boel nog steeds vastgeplakt zit?! Aan de andere kant van de deur hebben zich inmiddels twee collega’s verzameld. Een snel rekensommetje vertelt mij dat er dan één iemand moet wachten. Er zijn immers drie wc’s en naast mij duurt het waarschijnlijk nog even. Shit. Wat te doen?

 

Ik leef nog in een wereld waarin poepen geluid- , kleur- en geurloos gaat en anders een teken is van ernstig falen. En in geval van falen  is het bidden geblazen dat mijn gezicht er niet aan verbonden wordt. Vandaar mijn zorgvuldige toiletselectie.  Ik heb dus drie mogelijkheden.

  1. Met opgeheven hoofd de plee verlaten en lijdzaam ondergaan dat collega mij waarschijnlijk verantwoordelijk houdt voor én de stank en bruine verf van de vorige.
  2. De wc uitlopen en met staart tussen de benen en iets kruiperigs zeggen als ‘die pot en stank zijn niet van mij hoor’, wat mij ook een oncollegiale vlerk maakt omdat ik vies ben van een beetje poep.
  3. Direct de toiletjuf uit hangen en borstel ter hand nemen.

Mag je raden wat de oververantwoordelijke hulpverlener kiest. Op mijn grafsteen zal staan:

‘Zij poetste andermans shit in een oogwenk weg. In letterlijke en figuurlijke zin.’