Mindless running
Als er iets is wat ik wat jammer vind van het hele evolutiegebeuren, is dat we als mensen zijn opgezadeld met een enorme grijze massa waarmee we oneindig kunnen denken. Man man man, waarom nu toch? We doen aan vooruitdenken, terugdenken, doemdenken, oplossen, fantaseren, dagdromen en we associëren in razend tempo op dingen die we zien, horen, ruiken, voelen en in nog razendsneller tempo drijven we weg op deze brei aan hersenspinsels. Ik word moe van al dat denken, maar het maakt ons ook hartstikke slim dus daar is alvast een antwoord op de vraag ‘waarom nou toch?’ We kunnen leren van fouten, we maken hele slimme samsung galaxy S10’s, bouwen moeilijke raketten en kunnen berekenen wanneer de zeeen zijn leeggevist. Maar ondertussen rijden we op de cruisecontrol van ons brein naar het werk, ons een ongeluk denkend, staan we weinig stil bij de viooltjes (of hoe heten die bloemen) die tot bloei komen, de geur van de ochtenddauw en die groep schattige schoolkindjes die voorbijloopt. Ik typ dit verhaal bijvoorbeeld op mijn mobiel terwijl ik op straat loop en realiseer me te laat dat de Sliedrechtse kaasboer me zojuist groette.
We zijn er vaak niet écht bij, bij wat we doen. Althans, ik niet, laat ik voor mezelf spreken, misschien is mijn omgeving zich voortdurend bewust van leuke paarse bloemetjes, kaasboeren, en snuiven ze zich een ongeluk aan de ochtenddauw, maar ik doe veel dingen helaas toch een beetje op de autopilot. Zo verlangde ik intens naar een reis naar Afrika. Dat is op zich ook wel leuk aan dat brein; we kunnen fantaseren over toekomstige fijne dingen terwijl we in het TL licht in ons kantoor zitten achter één of twee computerschermen met in de hand onze telefoon. Ik fantaseerde over de percolatorkoffie in de ochtend die ik zou zetten als kampeerder in Namibië, aan gras tussen de voeten, of zand, aan slapen in een tent en wakker worden van een briesje, of van de hitte. Maar hoe dan ook: er was verlangen.
Maar! Toen ik daar daadwerkelijk was, in het verre Afrika, vond ik het warm, best veel zand en stof ook trouwens, door elke kiertje kwam het naar binnen, en heerlijk die koffie, maar ook wel gedoe, kamperen en ontbijt maken. De percolator werd weer het nieuwe normaal en het zand en de hitte ook. Ik stond er niet meer bij stil. Na 6 weken verlangde ik wel weer naar een keuken met lades en duizend kruiden, naar lekkere kwark, naar hardlopen zonder angst voor bavianen onderweg. Eenmaal thuis, toen ik die lekkere kwark at na mijn rondje hardlopen zonder dikke apen op de weg dacht ik terug aan die mooie tijd in de Afrikaanse Sossusvallei, Drakensberg en die keer dat er ’s nachts hijgende wilde dieren om de tent renden.
Ja maar hallo! Zo blijf je bezig zeg. Ik kwam er toch verdorie net vandaan, ik wilde toch weer een beetje Nederlandse overzichtelijkheid?!
Sjonge jonge, leuk hoor, dat mens-zijn, immer denkend aan iets anders, iets wat je nog niet of niet meer hebt, daar naar verlangen en ondertussen voorbijgaan aan hier en nu, om de viooltjes maar weer eens te noemen, en de dauw, de kwark, aardige kaasboeren, het hardlopen zonder bavianen.
Nu heb ik daar al talloze dingen over geschreven, verschillende mindfulnesscursussen voor gevolgd, ge-headspaced, het zelf als professional gepredikt aan cliënten die ook in hun hoofd wonen, maar ik en het grote hier-en-nu blijven een moeizame knipperlichtrelatie houden.
En nu baal ik met grote B van die slechte relatie. Want ik heb het weer gedaan, ik ben weer vergeten hiero te zijn met het hoofd in plaats van daaro. Die reis was tot daar aan toe, maar nu wederom met mijn grote hardloopliefde, was ik er niet bij. Tot een week geleden was ik flink aan het hollen op mijn saucony’s. Ik perste de laatste loodjes eruit voor de marathon van Rotterdam. Want er was een verlangen, ja het zal ook eens niet. Ik had onrust en verlangde naar een doel. Van onrust naar rust, van onzekerheid over van alles en nogwat naar richting, van een gemis naar een wens. En dus doopte ik deze wedstrijd tot de mijne. Ik maakte een schema, met kleurtjes en rustweken, sloot me aan bij een hardloopclubje, trotseerde Rotterdamse slagregens, glibberde door de Afrikaanse bloedhitte, bezocht fysio’s en ging naar de sportmasseur. Maar, het wordt een eentonig verhaal hoor, het werd natuurlijk weer hartstikke gewoon. Iets wat je nu eenmaal doet, 60+ kilometers per week, no biggie, niet bij nadenken, die benen doen hun werk wel, eruit persen dat schema, op de cruisecontrol zoevend door Rotterdam. Ondertussen voorbijgaand aan de ganzen, de geur van de miezer, de vering van de schoenen, de wind in het gezicht, het vrije gevoel, het gemak en de souplesse van de beweging, het geluk! Het ultieme geluk. Nee, want ik had een schema.
En toen voelde ik een hele scherpe pijn. Bij die eerste pijnscheut afgelopen zondag, van wat de laatste grote trainingsloop had moeten worden dacht ik meteen, al: foute boel. Nee dat dacht ik natuurlijk niet als eerste, i dacht vooral: KUT. KUUUUUUUUUUTTTTTTTTT.
Ik ben er weer in getrapt. Ik heb het te gewoon laten worden, door dat hoofd de vrije loop te laten naar heinde en verre, overal en nergens, terwijl ik gewoon hier, in mijn stad gelukzalige loopjes aan het rennen was. Om een heel lang verhaal dus kort te maken: ik was er verdorie niet bij met m’n kop, heb te weinig stilgestaan bij het geluk van het lopen. En nu doet mijn voet het niet en kan ik niet meer lekker verend hollen op de saucony’s en mooie tijden met Garmin produceren en heb ik het hollen niet gekoesterd toen het nog kon. Ik weet dat elke mindfulnessjuf nu zegt dat het inderdaad gaat om de ervaring van het moment maar ook om mildheid en vriendelijkheid en dat het dus hartstikke goed is dat ik heb opgemerkt dat ik er niet bij was. Mijn mindfulnessverfoeiende kant zegt nu: lekker op tijd, na 4 maanden.
Nu is het tijd voor ontstekingsremmers, voor icepacks en sta ik het hoofd toe weg te mijmeren van de pijn, en te dagdromen over de Coolsingel. Heel erg beeust dromen. En als ik daar sta, als het zo mag zijn, dan sluit ik mijn ogen en ben ik daar, alleen maar daar, met Lee en mijn zenuwen en heel veel fanaten.