Tranen zonder tuiten

Vaak lijkt het me heerlijk om een man te zijn. Niet vanwege het makkelijk plassen en het groot en sterk. Maar om de ratio. Omdat de man dingen niet meteen persoonlijk opvat. En omdat zijn hart voornamelijk bloed pompt en zich niet overal instort. Een kwetsende opmerking kan een man best aan. Ook zonder trillende stem. Relativeren, beetje zand erover en door met de dag. Heerlijk. Veel mannen hebben hun gevoel wat verder weg. Niet dicht bij hun mond waar het er meteen uit kan worden gebraakt. Het zit meer perifeer, zo ergens bij de tenen. Of kuiten. Vaak ben ik er jaloers op. Want mijn gevoel is er te pas en te onpas. Het is te zien aan mijn gezicht. Te horen aan m’n stem. Te zien aan m’n lijf. Ik wilde dat ik mijn gevoel soms kon terugbonjouren naar die tenen. Maar het komt er zomaar uit. Bijv. tijdens een vergadering. Wanneer je je tekort voelt schieten. Of in een gesprek met een vriendin, bij een herinnering aan een oude liefde. Of een dierbare.

Door de jaren heen heb ik kennis kunnen maken met talloze verschillende emoties. Soms logische gepaste emoties. Soms ongepast of overdreven of tegenstrijdig. Een van de conclusies van deze emotionele ervaringen is dat ik makkelijk huil. Echt huilen met tranen en snot en rode ogen. Bij films, bij boeken, als anderen huilen, uit het ‘niets’ huilen, huilen als ik dit écht niet wil, huilen als er iets verdrietigs gebeurt, huilen uit medelijden, soms met mezelf. In veel situaties wilde ik graag dat die tranen er even niet waren. Dat ze sneller stopten of ik ze kon uitstellen.Ik zag ooit een film met Kate W. en Cameron D. De eerste dame is de gevoelige, de laatste is de ijskoningin. Die niet kan huilen. Dat is natuurlijk gek. Het is immers een vrouw. En die huilen bij puppy’s en GTST. In een van de scenes probeert ze een traan te laten na een verbroken relatie. Ze probeert van alles, van het knijpen van de ogen, tot hevig schokschouderen, tot het produceren van veel geluid. Ze krijgt er geen een uitgeperst. Eeuwig zonde, denken veel vrouwelijke kijkers. Want huilen kan zo opluchten. Toen ik de film keek was ik jaloers op haar. Wat heerlijk om soms zo beheerst te kunnen zijn. En zo emotioneel onbewogen te kunnen blijven.

Maar nu niet. Nu wil ik het heel graag. Huilen. Omdat het heel erg gepast is. Maar juist nu, nu ik geen man wil zijn, of Cameron D., lijk ik er op.

Er is namelijk iets gebeurd dat huilen absoluut zou rechtvaardigen. Met de unieke collega. Van het vorige bericht. De unieke collega met de 4 boterhammen, de lijstjes en de lach. De unieke collega is niet meer bij ons. Niet meer achter het rommelige bureau. Of hurkend bij de rolstoelen, gewapend met schroevendraaiers. Zónder bouwvakkersdecolleté. Niet meer bij ons om de dingen te regelen waar niemand aan denkt. Niet meer bij ons om te discussiëren over rariteiten in beleidszaken. Niet meer bij ons om te roddelen, te spuien, te lachen, te gniffelen of het grondig eens te zijn over cliënten. Niet meer bij ons om het hoogste woord te voeren in de boer zoekt vrouw poule. Niet meer bij ons met de 4 boterhammen aan de lunchtafel.

Ik voel het in buikpijn en hoofdpijn. In vraatzucht en hevige irritatie. Tegen overwegend onschuldige mensen die een vraag stellen of ademen. Ik voel het in alle vragen die haar dood oproept, en in een soort innerlijk schreeuwen. Ik voel het als ik naar collega’s kijk en bij de aanblik van haar blauwe lege bureaustoel. Maar ik voel meestal geen tranen. Geen tranen over de wangen. Met tuiten.

 

De tranen blijven grotendeels opgesloten. Achter alle vragen en bedenkingen en scenario’s. Achter de riedel die ik vertel als mensen er naar vragen. Achter de moeheid. Soms komen ze er uit. Heel even, bij een liedje. Vooral die Nederlandse van Racoon. Of bij een pianostuk van een muzikale collega. Of bij tranen van anderen.

 

Nu ik bekomen ben van deze bevreemdende afwezigheid van tranen, heb ik iets ontdekt. Naast het uitwendige huilen met tranen en snot en rode ogen is er ook het inwendige huilen. Met hoofdpijn en moeheid en de dichtknepen keel en de inwendige schreeuw. Gelukkig maar. Geen zorgen. Ik ben normaal. En nog steeds een huilebalk.