Sisterhood
Toen ik 28 was, was het vooruitzicht van doordeweekse avonden waarbij je gezapig op de bank hangt, een vreselijk treurig toekomstbeeld. ‘Als ik toch ooit zó word dat ik bij thuiskomst meteen m’n joggingpak aantrek en de deur niet meer uit ga, geef me dan alsjeblieft een klap in m’n gezicht’, zei ik tegen mijn vriendinnen. Ik was vrijgezel, evenals het merendeel van mijn zelfgekozen familie en we waren voortdurend de hort op. Er waren allerhande kruisbestuiving tussen vriendengroepen en je sloot met groot gemak de bestie van je huisgenoot in de armen, de jaarclub van je vriendin of de stamgasten van de buurtkroeg. Ik was een fladderende vrijgezel, en na een jaar of 6 flierefluiten, kortstondige avonturen, deksels op neuzen en serieuze dates vond ik hém: de man met rode krullen, roze trui en hippe bril. Er gingen 11 jaren voorbij met alle hoogte- en dieptepunten die bij een relatie horen: veel kernherinneringen in de hippocampus, tig fotoboeken, het beloofde avontuur, talloze schaterlachen en ook veel tranen, van geluk en verdriet.
Hetgeen ik toen vreesde werd met de jaren steeds meer werkelijkheid: de fomo was zo langzamerhand uitgespeeld, Netflix nog lang niet, de pailettentops konden vaker lekker thuis blijven omdat we onszelf ook kleding gunden die wél fatsoenlijk zat, en we klapten ’s avonds eigenlijk liever de werklaptop nog open dan onszelf weer te laven aan koetjes, kalfjes met vreemden in de kroeg.
Geen van mijn vriendinnen had meer een hand vrij om me die klap in het gezicht uit te delen waar ik ze destijds toe sommeerde. Ze hadden hem vooral nodig om bedtijden van kinderen te orchestreren en de afstandsbediening te bedienen. Ik vond dat angstbeeld bovendien eigenlijk helemaal zo slecht nog niet.
Dit huismussen dat er steeds meer insloop, was ook fijn omdat ik iemand naast mij had zitten. Mijn huisgenoot, lief, maatje, met wie er binnen de 4 muren alsnog genoeg gebeurde. Er werden recepten uitgeprobeerd, futiliteiten bevochten zoals omhoog staande wc-brillen, meningsverschillen gladgestreken tussen de lakens, compromissen gesloten over actiefilms met geweren en Franse meanderende filmhuisfilms, en borrelplanken volgeladen. We hoefden niet in de weer met snoetenpoetsers, verhaaltjes voor het slapengaan, of educatieve blogs over peutertantrums. Het merendeel van onze vrienden evolueerden via deze route van uithuizige bruisballen, naar knuffelige ouders met kraaienpoten. Wij werden gewoon knuffelige mensen met enkel kraaienpoten.
Het is een hele kunst gebleken om met het ouder worden vriendschappen goed te onderhouden. Wist je ooit precies wat de leidinggevende van je vriendin nu weer had geflikt op donderdagochtend of wat vriendin X had teruggezegd na opmerking van Y, nu moet je soms bijpraten zoals je met je oom en tante doet. Hoe is het op-werk-met-de-kinderen-met-je-lief-met-het-sporten-met-je-ouders-etc. Iedereen settelde op allerlei plekken in het land en had handen vol aan het ouderschap of het volwassen leven met al z’n verantwoordelijkheden. Maar toch lukte het ons. Een rijk vriendennetwerk bestaand uit clubjes middelbare schoolzielen, bestuursgenoten, studiemaatjes, oude roomies, oud-collega’s, vrienden van…, en viavia’s. Er verwaterde het een en ander maar met het merendeel bleven er nieuwe herinneringen gemaakt worden. Met etentjes, weekenden weg, heel lange voiceapps, wandelingen, telefoontjes, logeerpartijen, verjaardagen, en af en toe een rare uitspatting.
Na een ruim decennium word ik helaas weer teruggeworpen in het oude gevoel van de 28-jarige. Ik ben vrijgezel. Maar dat heeft nu een minder vrijgevochten en flierefluiterige klank. Ik ben een vrijgezel met de energie van een 40-jarige. De sisterhood staat niet meer standaard te zwaaien met mascara’s en oorbellen om te tutten voor het uitgaan, en na 20.00 is de drempel erg hoog om de voordeur open te doen (behalve voor Thuisbezorgd). We zijn van collectief verworden tot kleine eilandjes, bewoond door partners, kinderen en soms enkel een huisdier of onszelf.
Maar was er als tiener, twintiger, dertiger niet flink gezaaid op de vriendschapsakker, dan was een nieuw hoofdstuk als dit behoorlijk veel beroerder begonnen. In mijn geval was het een gestrande relatie, maar het kan evengoed een overlijden zijn, een ontslag, een depressie, een miskraam, noem de storm maar die zorgt voor een mager jaar in een mensenleven. Het gebroken hart gaf een hele flinke knauw, en knauwt nog immer door, maar kreeg een veel zachtere landing door gevulde kisten met vriendschapsoogst. Ik consumeerde met enig schuldgevoel, dat wel, want ik heb al best veel gebruikt in de laatste stormachtige jaren, maar zo schijnt het te werken. Ik zal ook weer degene zijn die kisten vol liefde op de trekker laad en aan iemand anders brengt. Ik kon me tegoed doen aan lieve berichtjes, talloze kaartjes, hulp bij sjouwen, verven, advies en troost, uitnodigingen voor etentjes of aanschuiven bij de doordeweekse dis, kaarten voor kerstvoorstellingen, sussende woorden bij paniek, logeerpartijen, concerten, en dagelijkse meelevende woorden, knuffels en gesprekken met collega’s.
Ook al staan we niet meer heel veel ‘laatste biertjes’ te drinken op een doodnormale dinsdag en zit ik met een dekentje op de bank een kat te aaien, de sisterhood is still alive. Waar de ene vrucht soms niet bestand is tegen alle stormen, en je helaas je verlies helaas moet nemen, zijn er gode zij dank nog een boel andere soorten gebleken die overeind blijven.
Met alle sentimentele eindejaarsliefde die ik in me heb: duizend hartjes en nog meer dank aan alle lieve vriendinnen, familie en collega’s. You know who you are.