Opahormonen

Mijn zus kreeg een baby. Dat was een big deal vond ik. Hoewel zij en haar lief al lang samen zijn en mensen dan vaak overgaan tot baby’s maken was het toch een verrassing. Want het was m’n kleine zus. En een kleine zus kan niet óók een moeder zijn. Dat vond ik een ingewikkeld concept. Gelukkig heeft de evolutie ervoor gezorgd dat een kind niet binnen een week met alles er op en eraan kan worden gebaard, maar dat dit een maandje of wat duurt en je kunt wennen. Aan zus met normale buik, zus met een klein buikje, zus met grotere buik, zus met opgezwollen vingers, zus met hormonen, zus in ziekenhuis, zus met baby. Nu had ik van alles gedacht over zussen met baby’s. Ik bedacht me bijvoorbeeld  dat de beeb grotezussentijd zou stelen. Dat zus door al die slapeloze nachten nooit meer zin in biertjes zou hebben (help!), dat ik haar nooit meer kon bellen met kleine stressjes en grote rampen, zoals moeilijk te interpreteren berichten van boyfriend, 3 keer stotteren op werk tegenover de slimste collega, een mislukte quiche. Dat bedacht ik me allemaal. Ik dacht eigenlijk vooral tamelijk egoïstisch aan al wat zou veranderen voor mij.

Verder werd zus niet alleen moeder. Moeder werd ook oma. Dat mijn moeder een oma werd is op zich een bijzonder iets, maar tamelijk in de lijn der verwachting want het was immers een logisch gevolg van het zus krijgt baby-verhaal. We noemden haar zodoende al 9 maanden granny, zodat ze er een beetje in kon komen.  Onder vrouwen met volwassen dochters en zonen ontstaat op een gegeven moment, en íedereen van mijn leeftijd kent dit, een onuitgesproken competitie over wie als eerste een kleinkind krijgt, wie de beste oppasdagen heeft, het knapste kleinkind, en de beste oma-adviezen. Zelf hebben de vrouwen dat niet door, maar hun kinderen, met name diegenen met eierstokken, voelen dat. Moeders knuffelen veel, huilen ook weleens, kijken over het algemeen best verrukt naar babykleertjes in etalages. Een moeder die een oma wordt is al met al dus tamelijk goed voor te stellen vond ik. Een dergelijke competitie onder mannen met volwassen zoons en dochters is volgens mij non-existent. Vaders knuffelen minder, huilen bijna nooit en kijken over het algemeen verrukt naar nieuwe auto’s en tuingereedschap in etalages. Over vaders die opa’s worden had ik nooit zo nagedacht. Maar omdat moeder oma werd, werd vader automatisch ook opa. Zo gaan die dingen.

Maar zo ging het dus niet.

Er bleek een wereld te bestaan die ik niet kende. Een wereld van vaders die opa worden. En die opahormonen gaan aanmaken. En die een transformatie ondergaan. Van de man die je kent van de lange werkdagen, naar de vader die plots best vroeg thuis is als hij mag oppassen op het jongste familielid. Van de man die je belt bij vragen over de belastingdienst en soms ook wel voor liefdesadviezen (‘denken mannen nu echt zo achterlijk pap? Jij toch niet? oh shit, wel??!’), naar de vader die jou vaker uit zichzelf belt voor de zomaar. De andere opa stond bij de wieg te klappen en glunderen als een 8-jarige die een bestuurbare auto krijgt. Mijne werd een man die een screensaver van kleinzoon op z’n laptop heeft. Een man die toch opeens whattsapp installeert op zijn telefoon ‘omdat het toch wel handig is’, maar stiekem vooral zodat hij makkelijker foto’s van kleinzoon kan ontvangen. Een man die bij het kijken van kiekjes dingen zegt als ‘aaah, doe die vorige nog eens’. Een man met een glimlach die enkel gereserveerd is voor geboortes van nageslacht (denk ik, ik kan de glimlach bij mijn eigen geboorte niet meer zo goed voor de geest halen).

Zo’n man. Zo’n hele lieve. Die het gelukkig nog wel irritant vindt als ik een blog over opahormonen op facebook zet.

Het moet wel leuk blijven met al die zoetheid.