Kaasverhaal

Met een paar dingen in mijn leven heb ik een tamelijk moeilijke relatie.

Iedereen heeft zo’n lijstje. Om maar iets te noemen, kan ik met cassières die met andere cassières praten terwijl ze mijn eten bliepen, doorgaans niet goed door één deur. Die vind ik onbeleefd en wil ik het liefst in hun gezicht slaan met mijn net gekochte prei. ‘House of cards’ is er ook eentje waarmee het niet lekker botert, want ik snap niks van de politiek en Raymond Tusk en ook praat Kevin Spacey tegen de camera en dat is irritant. Verder hoort de liefde in dit rijtje thuis (want vaak kwetsbaar en en een beetje eng), buren die lang timmeren op zaterdag, helpdeskmedewerkers die zeggen dat ze me niet kunnen helpen en favoriete truien die snel pluizen.

Maar wat de kroon spant is kaas.

Het grote euvel met mijn kaasrelatie is dat ik het heel graag eet, maar het heel slecht kan snijden. En het snijden en eten gaan helaas hand in hand. Want een hap uit een hele kaas nemen doe je niet gauw. Van kaas kun je niet bijten zoals van chocola. Kaas hoort op brood. Of op een plankje. Met vijgen en stroop. Ik heb al geprobeerd om het snijden te vermijden door voorgesneden plakjes te kopen, maar voorgesneden plakjes kaas smaken minder kazig. In de zelfgesneden kaas proef je de arbeid van de kaassnijder. Het voelt ambachtelijker. Het smaakt minder fabrieksachtig. Voorgesneden plakjes kaas smaken vooral naar geel. Niet naar kaas.

Welnu. Er was een tijd dat ik gewoon sans gêne met de kaasschaaf al hobbelend en scheurend over het kaasoppervlak streek en dan de kleine friemeltjes kaas, soms gegolfd, soms gebroken, vaak met zo’n hompje aan het einde van plakje (van de zijkant die meekomt), op mijn brood legde. En dan at ik dat. Mijn kaas stopte ik aangerand en wel weer in het papier, om de volgende keer met lichte tegenzin de schaaf weer tegen het heuvelachtige kaaslandschap te plaatsen. Ik vond het vervelend, want de scheuren in kaas zijn dikwijls moeilijk te repareren en niet overheen te schaven, maar ik kon er goed mee leven.

Nu is het anders. Ik ben er op gewezen door mijn kaasminnende  geliefde dat mijn kaasschaaftechniek veel schade aanricht. Dat ik de kaas geen recht doe. Geen respect heb voor kaas als ik zo blijf schaven. Het mijn kaasplezier ook remt. De kaas kaarsrecht moet kunnen staan als je hem op z’n kop zet. Dat ik het mezelf moeilijk maak met de slecht verdeelde druk op de kaasschaaf. Dat de kaas niet blij is met mij. En andere gebruikers van mijn kaas ook niet omdat die dan mijn gescheurde kaas weer moeten hechten.

Ik kreeg zodoende kaasschaafles.
Recht schaven, met ferme beweging, je niet laten leiden door eventuele hobbels, iets voor het einde al rustig met de schaaf naar rechts (of links, maar ik heb een voorkeur voor rechts) zodat je niet een stuk van het zijkantje meeschaaft. Én niet teveel van de korst weghalen want die houdt de kaas juist bij elkaar. Ik kreeg ook een nieuwe kaasschaaf. Een stevige, niet zo’n slappe die hobbelt en bobbelt.

Mijn leven zou veel makkelijker worden. Ik heb bovendien in mijn leven bewezen veel te kunnen leren. Ik kan razendsnel
diagnoses stellen alsof het niks is. Ik kan allemaal soorten stoofpotjes en soep maken uit m’n hoofd. Ik kan in Rotterdam al moeiteloos uit m’n hoofd de weg vinden naar toch zeker 20 locaties. Ik kan met geduld wachten op mijn nespresso en heb geleerd dat hij niet sneller klaar is als ik blijf ijsberen. Ik kan efficiënt een ui snijden en knoflook pellen. Maar helaas. De fermheid van de schaafbeweging kan ik mij maar niet meester maken, van mijn stuk gebracht doordat ik mijn geliefde 1 minuut eerder naar mijn idee hetzelfde zie doen als ik, maar dan met wél een goed resultaat. Ik zie na 2 plakjes de kaas alweer lichte haarscheuren vertonen, met afgebrokkelde meegeschaafde hompjes, en hobbels die zich enkel laten elimineren met een mes. Als ik genoeg heb geschaafd voor 1 boterham ziet mijn kaas er alweer heel ongelukkig uit.

Het zou kunnen dat ongeduld en lichte faalangst samenhangen met kaasschaafonvermogen, maar als je zielenroerselen kunt gladstrijken dan kun je toch ook zeker wel een kaas beroeren? Mais non. Mijn kaasschaafleercurve blijft vlak. En van de kaas is het tegenovergestelde het geval. Ik zal de rest van mijn leven slijten met friemels kaas in plaats van gladde plakken. Mijn kaas, van boer, AH of markt zal ongelukkig zijn in mijn handen. Ik zal mijn bezoek vragen de kaas te repareren net zoals ik mijn vader nog steeds vraag mijn lampen op te hangen.

Ik ben Anke (’ hoi Anke’).
Van kaaschaven heb ik geen -mooi plakje- kaas gegeten.