Geniet en denk met mate
Je verstand is niet je vriend.
Dat is een belangrijke boodschap in een psychologische training die ik laatst volgde. De juf vertelde dat we in onze maatschappij, of eigenlijk geldt het in elke maatschappij waar mensen communiceren dmv taal (dus het geldt vrijwel alleen niet voor amoebes), worden opgevoed en doorspekt met het idee dat we als mens dingen kunnen oplossen, bedenken en analyseren. Vrijwel alles dat we leren heeft te maken hiermee. Al vanaf vrij jonge leeftijd denken en analyseren en redeneren we er zodoende op los. Best knap van ons mensen, echter, volgens de derde generatie cognitief gedragstherapeuten worden we van al dat gedenk niet altijd florisanter en blijer.
Juf legde uit dat taal ons in de gelegenheid stelt tot denken. Zodra er woorden zijn, kun je over zaken nadenken, ook als ze er niet zijn. Even concreet: als ik een voorwerp zie met een vierkant houten horizontaal vlak, en er staat haaks een rechthoekig hoekig houten vlak op, en onder het horizontale vlak zijn vier langwerpige houten palen, dan heb ik geleerd: ‘dit is een stoel’. We hebben conventies over hoe je dit uitspreekt en ik kan over de stoel praten als ik die voor me zie (‘wat een lelijke stoel’, of ‘wat een buitengewoon goed geproportioneerde stoel’). Maar ik kan ook praten over een stoel die ik nog moet gaan kopen. Ik kan over de stoel denken, ook al zie ik deze niet letterlijk voor me.
Wat een gezever over een stoel, waarom moeten psychologen daar dingen over weten?! Is dat niet meer het terrein van industrieel ontwerpers, kunstenaars of timmermannen? Neen. Dit is slechts een illustratie. Het denken over dingen, concepten, ook als ze er niet zijn, stelt mensen in staat om na te denken over al waar woorden voor zijn; over dood, verlangen, angst, verlies, liefde, oorlog, ziekte, conflicten, reizen, rampen. Al dat gedenk over dingen die er nog niet zijn, maakt ons in enkele gevallen rijp voor therapie. Daar komen de psychologen om de hoek kijken. De mens neigt soms namelijk de volgende fout te maken: het feit dat ik kan denken over een beroving ‘s nachts, maakt dat het zou kunnen gebeuren, en dat maakt me bang en ik wil niet bang zijn dus de bangheid moet weg. En snel een bietje. We gaan vervolgens allerlei fratsen uithalen om die angst voor het potentiële gevaar de kop in te drukken. Mocht je nou bang zijn om te falen, dan zou je kunnen besluiten om niet meer te spreken voor grote groepen want misschien ga je af en gaan mensen over je roddelen en gaat je baas twijfelen aan je competenties en word je ontslagen en eindig je in de bijstand in een flat op 14 hoog met vergeelde lamellen (want lamellen hebben altijd iets treurigs). Of je durft geen relaties meer aan want je zou zomaar gekwetst kunnen worden en dan stort je in elkaar en als je in elkaar stort kun je niet meer werken en dan weer de bijstand, vergeelde lamellen en de hele ellende.
Welnu. Zo door de jaren heen heb ik gemerkt tamelijk veel te denken. Ik ben ook wel zo snobistisch en elitair om daar een beetje trots op te zijn. Ik analyseer dingen graag, slik zaken niet zomaar voor zoete koek, reflecteer op mezelf, probeer alles te begrijpen en met alles bedoel ik eigenlijk de wereld. En mezelf. En dat kan niet iedereen. Sterretje van ‘oh oh Cherso’ bijv. niet. En tante Cor uit de straat met het luifeltje met daarop twee gefiguurzaagde hondjes bept meer met de buuf van rechts dan dat ze analyseert (behoudens weeranalyses, maar dat is wel van een ander slag). Maar god o god, tante Cor heeft niet zoveel last van allerhande kwellingen des levens, knagend schuldgevoel over een mailtje aan een collega, heeft geen angst voor een mogelijke relationele kwetsuur, of voor een zeldzame darmkanker zodra ze een krampje bespeurt.
Mijn verstand was een van mijn beste vriendinnen. Zolang ik maar lekker denk, zie ik alles aankomen, snap ik alles, en heb ik de leven onder controle. Nu is het best oke om even te mijmeren, piekeren, gesprekken te voeren in jezelf, scenario’s uit te tekenen, maar als ze tot een heuse denkkunst worden verheven om al wat zich aan kan dienen te beheersen, wordt het hinderlijk. Het begrijpen van de geest en dit doen met diezelfde geest is op zich al snel geen vruchtbare bezigheid. Dat snapt tante Cor denk ik ook nog wel.
Voor de denkers onder ons en de snobistische WO’ers die analyseren altijd als hun kracht beschouwen en hun analytische blik immer als troefkaart inzetten, bekijk je gedenk met lichte spot, zeg tegen je vriend het verstand ‘ik zet deze vriendschap even op een lager pitje’. En ga dan fijn vrienden sluiten met tante Cor. ‘Zal het gaan regenen of zal de zon zich laten zien?’, vraag je je dan af als je op haar stoepje staat. Tante Cor zal zeggen: ‘ja weet ik veel, je kan het niet voorspellen, ik laat het maar over me heen komen’. En dan ga je lekker samen breien.