Bitterzoet

Ik houd niet van witlof. En niet van grapefruit of aperol spritz. Bitter vind ik vies. Ik ben een liefhebber van de tegenwoordig uitgemolken zoet en zout combi. De laatste weken is bitterzoet echter de nieuw gelanceerde smaak van mijn dagen. Had mijn week een wikkel, zoals een smaak van Tony Chocolonely, dan is het een gestreepte versie met zoet zalmroze, en zo’n grijs-taupe-bruin; de kleur van hoopjes playdoh-klei nadat een stel peuters er mee heeft gespeeld. Mijn dagen zijn als sappige dikke druiven en zonder dat je het doorhebt ineens die grapefruit tussendoor. 


Er zijn zoete herinneringen aan dat wat er was. De bekende besuikerde wereld waar je je jarenlang samen in hebt gewenteld, de wereld van een ‘wij’ en een ‘ons’, en alles wat daar aan vast hangt als wapperende gekleurde serpentines. Neefjes en nichtjes die ‘doei pipeloei’ zeggen omdat dat ons woord is, de opgehangen slingers bij de verjaardag, een keuken die na een weekend nog uitpuilt van snacks, kaasjes en bünderfleisch omdat hij van alles vijf keer teveel koopt. Troostarmen die vaak tot beschikking zijn, kletsen over niks en de dag doornemen bij het maken van het ontbijt. Het is zoet als een pannenkoek met stroop, met als toetje doorgekookte witlof in een schaaltje. De smaak van liefdesverdriet.


Ik teken vandaag het huurcontract van een nieuw appartement. Het was noodzaak iets te vinden en het lukte. Het heeft muren, ramen en deuren. Ik kan het betalen. Het staat in een buurt. Nou, dat is het. Ik kan er nog weinig leuk aan vinden, behalve het gegeven dat een dak boven je hoofd wel fijn is. Het staat hoog in de lucht te prijken midden in de kakofonie van het centrum. Vrachtwagens die piepen bij inparkeren, leveranciers die laden en lossen, drilboren, auto’s die optrekken, ondefinieerbaar maar altijd aanwezig stadsgeluid. En mensen die lopend churro’s vreten. Er is zoetheid, maar het is geen goede kwaliteitschocola. Meer een koetjesreep.


Vóór ik ga tekenen moet ik nog naar werk. Daar zal ik er zijn voor mensen die geen al te hoge pet van zichzelf op hebben, die het gevoel hebben geen regie over hun leven te hebben. De psycholoog die tegenover ze zit, lag gister nog met betraand gezicht naar het plafond te kijken in bed, omver gelopen door beren die uit alle hoeken en gaten de doorgang naar een ontspannen slaap hadden versperd. Met weinig slaap en huilend hart zet ik straks in het TL-licht een empathisch gezicht op en zal ik de herbergier zijn waar alle emoties welkom zijn. Voor mij en mijn beren is er even geen plek.


Wachtend op het perron zie ik mezelf in het raam van de trein die aankomt, en ik zie een gezicht met neerhangende lijnen; wallen en mistroostige mondhoeken. In het raam zie ik ook de man die boos naar me kijkt omdat ik net op de roltrap, toen hij aan de linkerkant de doorgang stond te versperren, iets te hard GODNONDE riep, omdat ik de trein miste. Naast de deur van de sprinter staat een leuke jonge kerel, met vers hip overhemd, sneakers en zo’n pantalon van joggingstof. Hij trommelt met zijn vingers op zijn benen, en maakt dansbewegingen met zijn bovenlichaam. Hij lacht heel aardig, naar niemand in het bijzonder, maar ik absorbeer het toch maar alsof de lach voor mij is. Iemand anders in de rij kijkt ook naar hem en zijn zonnige aureool en zet een brede glimlach op. In de trein raapt iemand een telefoon op die een oudere mevrouw laat vallen. De conducteur zegt in het wildeweg vrolijk goedemorgen. 


Bitter en zoet, ze vergezellen me ook vandaag weer trouw. Van het bed, naar de trein, naar de cliënten, naar de handtekening vanmiddag onder het huurcontract. Ik zal de sleuteloverdracht vieren met een goeie wafel met suiker, een bakje spruitjes on the side en een glaasje tonic.