Ochtend aubade
De oranje bol maakt mooie figuurtjes op de muren van ons huis. Hij piept de slaapkamer in en kleurt het rode haar van de man extra rood. Het klingelen van de tram start op na een nacht zonder openbaar vervoer. Er is geroep van ganzen die de auto’s nog overstemmen of er is tjilpen van bescheidener vogels. Je hoort de stilte, de afwezigheid van moeten, de telefoon gaat nog niet, alles kan nog gebeuren. Soms is de dag al ingedeeld, de middag, de avond, maar de hele vroege vroegte, de ochtend, die is nog een beetje van de nacht. Aan de ochtend plakken nog geen post-its.
De ochtend, de vroege uurtjes, het krieken van de dag. Mijn favorietste uren van de vierentwintig. Het liefst zo vroeg als maar kan, zonder hindering van vermoeidheid. Een precaire balans, 05.00 is zelfs voor een ochtendliefhebber als ik te vroeg, maar 6.00 is alweer een ander verhaal. Zodra de zon er zin in heeft, zodra de straatlantaarns niet enkel in hun eentje hoeven te verlichten maar ze een klein beetje hulp krijgen, dan kriebelt het. Er zijn mensen die liever zo lang mogelijk van hun avond genieten. Ze klappen pas laat de laptop dicht, leggen het boek tegen middernacht weg, hebben slaapmutsjes nodig. Ik niet. Het liefst zo vroeg als acceptabel is kus ik de dag gedag. Vanaf 21.00 soms al, kan mij het schelen.
De ochtend, mmm.
Het huis nog voor mezelf, de straat, de buurt, de stad, nee de hele dag is nog van mij. Er kan nog zoveel gebeuren. De ochtend gonst van mooie plannen, van schone lei’en, de ochtend ruikt er ook naar, naar een schoongespoelde lei. Niet naar krijtresten, maar naar dauw, naar fris, naar zon die nog niet op sterkte is, naar regen die enkel nog het groen extra doet geuren. Die nog klettert op lege straten, bomen, struiken, gras, huizen. Nog niet op auto’s, mensen, paraplu’s. De mensen die er al wel zijn, zijn ook nog niet op sterkte. Ze zijn nog stil, traag, de slaapstrepen nog in hun gezicht, ‘sssst’ lijken ze te zeggen en geven elkaar hoofdknikjes en glimlachjes in plaats van tekst. Ochtendfans onder elkaar.
De ochtend, oeeehhh.
Hij roept herinneringen op. Onschuldige fijne, rustige herinneringen. Aan kamperen, aan ontbijtjes met zoet fruit, aan frisheid, dauw tussen het gras en blote tenen, aan rennen, 5 kilometer, of 15 of soms 25. Het doet denken aan de Dordogne, omaatjes die met hondjes wandelen, vrouwen die met hun baby’s al uren wakker zijn, aan goede starten, aan stoppen onderweg met je ouders op weg naar de Grote Vakantie. Tijd voor een krentenbol en weer een dutje of je Donald Duck vakantieboek. De avond roept ook goeds op, maar vaker zwaardere momenten, moe van de dag, of van wijn, heetgebakerd, de dag zijn werk gedaan, soms te hebben teleurgesteld, het volle hoofd, de chaos.
Nee, dan de ochtend.
Langer mag je duren, wat uren afsnoepen van de middag, met z’n drukte. De middag mag van mij worden afgeschaft. Iedereen buiten, schelle stemmen, bliepende kassa’s, gassende auto’s. De zon schijnt te felle zonnestralen, telefoons rinkelen en de realiteit heeft je to do lijst ingehaald. Er zijn de vele nieuwsberichten die de telefoon binnen worden gepusht, de middag staat geen stilstaan toe, er is geen tijd meer om de geur van de aarde op te snuiven, de frisheid binnen te laten, te dagdromen in hele korte flarden over fijne ochtenddingen. De middag roept: haast je, red maar wat er te redden valt, de dag is alweer op de helft, met je chronische tijdsoverschatting.
Elke dag weer, rond tienen, maar eigenlijk rond achten al, is de magie voorbij. De mens is wakker, de mens heeft z’n medemensen gewekt en we doen dingen. Van alles en nogwat, met veel geluid. De ware ochtendminnende mens opereert het liefst tussen half 6 en half 8. Zo vroeg? Ja, zo vroeg. Misschien moet ik het geheimhouden, anders wordt het te druk.
Ssst. Niet verklappen.