Walk of shame
In een ver verleden, toen ik als student nog naar verkleedfeestjes ging heb ik wel eens de ervaring gehad dat een leuke avond eindigde in andermans bed. Er was lol, of teleurstelling, afhankelijk van de persoon, en dan was er een ochtend met of zonder ontbijt, afhankelijk van de persoon. Hoe dan ook: je keerde op enig moment weer huiswaarts en meestal was dat toch eerder dan later op de ochtend. Bij daglicht komen de keuzes van de avond ervoor vaak iets minder gunstig uit en dus sloot je met schaamrood op de kaken de deur van het studentenhuis zo snel mogelijk weer achter je dicht. Ongedouched, make-up van de vorige avond er af gehaald met iets uit de mannenbadkamer dat kon doorgaan voor makeupreiniger en dan in je gore van bier doordrenkte verkleedkleding terug naar het studentenkot. Je liep The walk of shame. Destijds vreselijk, terugblikkend hilarisch. Je liep daar immers in je verkreukelde roze legging met panterbroekje eroverheen wat gisteravond grappig was tussen de andere leggings, politiepetten en plaksnorren, maar nu misplaatst tussen de gladgeschoren, geparfumeerde, in werkkleding gestoken mannen en vrouwen. Op je voorhoofd stond geschreven: ik ben onverhoopt bij iemand anders in bed beland, of ook wel ‘goedemorgen dames en heren, hier loopt een slettebak.’
Onlangs liep ik een hardlooprondje en kwam de herinnering aan The walk of shame weer bij me op. Ik liep te lopen, in een roze broekje, geen panter dit keer, met m’n 39-jarige ochtendgezicht, kraaienpootjes en wel, en genoot van de vroege morgen. Het daglicht in mijn huidige ochtenden doet mijn omgeving vaak juist net iets gunstiger uitkomen. Misschien ook omdat ik nu om 21.30 in plaats van om 05.00 in bed lig. Ik liep m’n vertrouwde rondje langs de Bergse voor- en achterplas en merkte dat het drukker was op straat dan de laatste weken. Da’s waar ook, de scholen waren weer begonnen. Na deze realisatie zag ik ineens meer fietsen met kinderen, gehaaste moeders met bakfietsen en vermoeide vaders met kinderzitjes, iedereen nog zichtbaar moeite met het hernieuwde schoolritme na de pyjamaochtenden van de zomervakantie.
Ik sloeg de hoek om en schrok. Bij de rustige Tarcisiusschool was het nu een drukte van belang. Kut, het was precies 8.15, de hele ouderenclave moest z’n kinderen lozen in de autovrije straat. Ik voelde allerlei dingen die ik maar het best kan beschrijven als paniek, minderwaardigheid en vooral een stekend hart. Datzelfde hart stuwde mijn lage hartslag waar ik braaf volgens schema op aan het trainen was, oncontroleerbaar omhoog. Wat ik had moeten doen was omkeren en een andere route kiezen maar ik schoot in de freeze-stand, wat hardlopend betekende dat ik niet anders deed dan dom op de autopilot doorrennen, dwars door de menigte heen. Ik rende als vrouw met de leeftijd van iemand die drie schoolgaande kinderen had kunnen hebben op een schooltijdstip in m’n roze broekje dwars door de hele oudermaffia die in de weer was met de echt belangrijke dingen in het leven, namelijk het wegbrengen van hun dierbaarste bezit, dat ze eigenhandig had gecreëerd, gebaard en nu aan het opvoeden waren tot de nieuwe generatie wereldleiders. Ze waren druk met zakdoekjes voor tranende kinderoogjes, veelbetekenende zuchtblikken naar elkaar of vertederde blikken naar de juf. Er waren uitgelaten begroetingen naar de andere schoolpleinouders, die zes weken geleden blij waren even van elkaar verlost te zijn door de zomervakantie, maar nu toch wel weer verheugd waren hun bondgenoten in het ouderschap te treffen.
En ik…Ik liep hier alleen, bezweet in plaats van geparfumeerd, hardlopend in plaats van onderweg naar werk, en was die ochtend enkel nog bezig geweest met mezelf en het voeren van twee katten, in plaats van het aankleden van twee koters. Ik liep daar op een tijdstip dat verried dat ik niet naar werk ging en evenmin al ergens mijn kind had gebracht. Het was hetzelfde gevoel als The walk of shame. Ik was de misplaatste. Alsof op mijn voorhoofd stond geschreven: hier loopt een kinderloze.