Vrouwen die huilen
Het is zaterdagochtend, de vriend leest de krant en begint ineens keihard te lachen. ‘Vrouwen huilen gemiddeld twee tot vijf keer per maand, blijkt uit een onderzoek’, zegt hij. Hij kijkt mij geamuseerd aan en ik kijk geschrokken op. ‘Per maand?!’ vraag ik, en ga snel even zelf na hoeveel ik afgelopen week al gejankt hebt. ‘Niet per week?!!’ Jezus, ik huil soms twee tot vijf keer per dag, dacht ik nog, maar dat zei ik maar niet. Hij buldert het uit als hij m’n beduusde gezicht ziet. Ik begin het artikel koortsachtig te lezen op zoek naar aanwijzingen voor meetfouten, slechte onderzoeksdesigns en wankelende statistiek. Hij aait me liefkozend over mijn rug maar moet zijn best doen om niet harder te lachen. ‘Jij bent in elk geval geëxcludeerd’, zegt hij grijnzend, ‘vanwege onverklaarbare uitschieters’.
Ik moet m’n best doen om mee te lachen maar zou liever hebben dat hij verontwaardigd reageert en zegt dat vrouwen die zelden huilen super rare wijven zijn. ‘Jeeeezus’ zeg ik, ik probeer er iets luchtigs in te gooien, ‘de grap is dat ik nu alweer bijna moet huilen omdat jij mij zo hard uitlacht’ en samen bulderen we daar om HAHAHAHAHAHAHAHAHHHAHAHAHAHAHAHAAAAAAHAAHAHAHHAHAAAaahhahahaaaaaahuuuhhuuuuuusniifsnifsniiiiiiikkkkk. Shit, de sluizen staan alweer open; ik voel me een zwak schaap. Ik wil dat hij me ziet als een sterke toffe vrouw die alles aan kan, onaantastbaar is en ongenaakbaar elk kritiekje, onrechtje, verdrietje kan verdragen, niet als iemand die huiltechnisch heel sterk van het gemiddelde afwijkt.
Ik kan me nog goed herinneren dat ik, bijvoorbeeld in vriendenboekjes of voor opstellen mezelf omschreef als nuchter. Ik hoor mijn vriend in gedachten alweer schateren, maar ik wás ook nuchter als kind, speelde liever buiten met de jongens, vouwde mijn barbies tot pistooltje en zat rustig in een hoekje te tekenen. Vanaf de pubertijd werd het menens en stond ik voornamelijk met mijn barbies op de barricaden. Ik ontwikkelde, zoals ik dat zelf elegant bij cliënten probeer te omschrijven, een tamelijk gevoelig afgestelde radar voor onrecht en kreeg de sterke behoefte om dit 8738726 keer per dag mijn ouders voor de voeten te werpen. Dat begon de mensen thuis op den duur best de keel uit te hangen omdat ik niet rustte voordat iedereen aan tafel het met mij eens was dat het volkómen ongehoord was dat mijn broertje niet hoefde af te ruimen na het eten en ik wel. Omdat ‘kappen nou’ of ‘niet zo doordraven’ op den duur de verveelde reactie werd, voelde ik me volledig onbegrepen en dat zette me extra op scherp. Tot zover niks nieuws in puberland. Maar ergens hier moet ik hebben geleerd dat huilen de oplossing is. Kortom, als ik niet mag uitpraten, als de collega dokter mij om mijn kundig psychologisch advies vraagt maar er geen hol mee doet want boeien, als mijn vader ruimschoots commentaar heeft op een sollicitatiebrief, als de vriend verwoed gaat afwassen terwijl ik net al ons relatieleed te berde breng, als hij geen hoi zegt als ik binnenkom maar de krant blijft lezen, als ik ongesteld ben (80% van de tranen) en er geen chocola in huis is, en vooral als ik gefrustreerd ben: ik jank.
Ik ben dus best een huilebalk. Voor twee tot vijf keer per maand draai ik mijn hand niet om. Hoe meer ik mezelf probeer in te houden, hoe meer mijn kin tegen willens en wetens als een bezetene begint te trillen en mijn mondhoeken het verliezen van de zwaartekracht. Ik heb vaak genoeg gedacht dat mensen dat niet altijd zien, die trillende kin en ongezellige Sanne Wallis de Vries-achtige mond. Dat ik gewoon van alles voel, maar dat het pas zichtbaar is bij de tranen, maar toen ik mezelf laatst in de weerspiegeling van het raam bij mijn baas bekeek schrok ik me dood. Zelfs een blinde kon zien dat ik op janken stond.
Ik zou best graag willen dat ik kon reageren als dat 8-jarige meisje met pistolen barbies, ik zou graag een klein lief traantje willen wegpinken bij een ruzie met de vriend in plaats van er uit te zien als de Niagara watervallen, want al dat wenen voelt nogal onvolwassen en kleinzerig. Als een client zegt dat hij huilen een teken van zwakte beschouwt trek ik de cognitief gedragstherapeutische trukendoos open om die niet-helpende gedachte eens flink van jetje te geven, maar als het mezelf betreft denk ik toch eerder ‘rot op met je therapie, janken is voor mietjes’.
In een poging van kwetsbaarheid zeg ik tegen de vriend ‘ik voel me nogal een zwak vogeltje met al dat gehuil, vind je me niet raar?’ Hij kijkt verstrooid op, is inmiddels een halve krant verder en het onderzoek alweer vergeten, maar zegt dan ‘Oh ja, dat huilen. Zit je nou de hele tijd over dat stomme onderzoek te denken? Je sport ook meer dan gemiddeld en piekert meer dan gemiddeld en eet meer chocola dan gemiddeld en bent neurotischer dan gemiddeld, dat is toch ook oké?’ Ik ben nog in vertwijfeling of ik zijn woorden heel lief of ook beledigend vindt en dan voegt hij nog toe zonder op te kijken, ‘laat maar komen hoor, ik weet dat je hier ook om moet huilen’.