Utrecht 5.0- part1
Het was een via via’tje, mijn eerste Utrechtse krot. Het was 15 m2, de ramen konden niet open, maar…er was gelukkig airco. Zo’n vergeelde plastic bak. Leuke poging van de huisbaas, maar airconditioning biedt niet bepaald uitkomst als 19-jarigen een pakje per dag roken op 15 raamloze vierkante meters. Stond het blauw? No problemo, deur open naar de gang en de airco op standje maximaal. Dat ik niet gevierendeeld werd door mijn huisgenoten destijds is onbegrijpelijk. Wel maakte ik zelf graag stampij over de afwas en allerhande onbenulligheden zoals rondslingerende mandarijnenschillen of strings die in de badkamer zwierven. Ik had alle recht op dergelijke stampij, want aan het roken en de overlast daardoor kon ik zelf feitelijk niks doen, ‘roken is namelijk een verslaving’. De 15 vierkante meters vormden 1 van de 5 kamers in het huis aan de Amsterdamsestraatweg-halte-viaduct. Het was het huis naast het kleine sigarenboertje waarvoor ik me vaak schaamde als ik na een krappe dag alweer een nieuwe voorraad moest halen. Het was het huis waar de huisbaas een Turk stuurde met een schroevendraaier toen we belden dat het water van de douche een verdieping lager door de lamp naar beneden kwam. Lekkages zijn altijd een kwestie van schroefjes aandraaien. Dat weet iedere student.
Een lekkage of 8, wat liefdesavonturen, een relatie die op de helft bleek, 120 studiepunten en een half bestuursjaar later verhuisde ik naar de Zakkendragerssteeg. In het hart van Utrecht woonde ik er, in een fantastisch huis, gekocht door ‘ouders van’ die mij ook wel een kamertje gunden in het huis van hun kroost. De kamer was piepklein, maar het huis was lief en schoon en mooi en afgewerkt en er kwamen geen Turken met schroevendraaiers en er stonden gewoon een wasmachine en droger van Miele. Ik sloot vrienden met mijn mannelijke roomie die als brallerige Utrechtse barman het uitslapen tot kunstvorm verhief, maar aan de andere kant ontstond er een koude oorlog tussen mij en de vriendin die me de kamer in het mooie, lieve, schone huis met de Miele wasmachine had gegeven. Er werd niet meer samen gegeten met haar, wel stiekem gerookt met de brallerige barman. Zoals de kamer niet te betalen was bleek achteraf ook een onbetaalbaar moment de dag dat ik na een ruzietje met de huisgenote een berichtje stuurde naar vriendlief waarin ik haar uitmaakte voor rotte vis. Onbetaalbaar was het omdat het ‘oopsiedaisies’ per ongeluk naar haar mobiel werd verzonden. De relatie met de woning en de huisgenote in Utrechts hart raakte wat bekoeld gek genoeg. En zo ook de liefdesrelatie die mijn studententijd had gekenmerkt; we kusten voor het eerst op triton, doorstonden tezamen de rokerige airco kamer, maakten veel ruzie op Jans Kerkhof, verhieven jaloezie tot een levenskunst (of eigenlijk deed ik dat alleen), barbecueden ons ongans op de Buys Ballot, waar we tevens niet onverdienstelijk talloze variaties pasta-salade uitvonden, maar in het hart van Utrecht waren de harten voor elkaar minder gaan kloppen.
Met de bul bijna op zak en tonnen vers liefdesverdriet brak studententijd 2.0 aan op de Willemstraat. Bij twee gekkies, nu eens poezelige poedels, soms wilde hyena’s en dan weer stijlvolle hindes nam ik mijn intrek bij deze twee fantastische chicks in huize Achterlangs. De naam was ontleend aan het ontbreken van een voordeur en het enkel bestaan van juist ja..een achterdeur. De achterdeur was een soort toegang naar een andere wereld. Je diende je eerst te worstelen door wat het voorportaal van de hel zou kunnen zijn: steile trap/ladder, krakend pakhuis met vuilnis, gorigheid, muizen, gorigheid, ratten(?), gorigheid, en bergen lege flessen wijn, waarna je op een dakterrasje kwam met vlonders die zo glad waren van het mos dat het een wonder was dat niemand zich hier een dwarslaesie is gevallen, maar als je deze beproevingen had doorstaan kwam je dan toch in een alleraardigst knuffelig hokje. Het was zo gammel dat je het met niet veel moeite omver kon blazen, het had een keuken die behangen was met rekwisieten van god mag het weten, kaarten, foto’s van lekkere mannen en lelijke wijven, en een woonkamer met de trots van het huis: de alom bekende Davidoff muur. Ook wel bekend als een half afgemaakt tussenwandje waar het isolatieschuim ontbrak en wa dus maar voor het gemak was opgevuld met lege bordeauxrode Davidoff pakjes. Aan stijl geen gebrek. Uiterst stijlvol gingen we dan ook ongeveer 3 x per week naar het Pakhuis en de Filemon, terwijl ik inmiddels al aan de bak was als psycholoog, maar ach, wat kon ik er aan doen, de prefrontale cortex was nog maar net volgroeid, verstandige keuzes konden nog niet aan me worden toevertrouwd. Er werden in die tijd zo’n 786826 mannen verbaal met de grond gelijk gemaakt door al het vrouwengeweld, zo’n 6721 mannen afgewezen, 20 mannen versierd (een durfal was ik), een aantal werd meegesleept naar de krochten van huize Achterlangs en van een ander onbestemd aantal heeft de herinnering niet het langetermijngeheugen bereikt. Naast mannen en hun eigenaardigheden was er een andere factor die altijd voor veel plezier zorgde. Het was de huisbaas, laten we hem om privacyredenen John Hu noemen. Met enige regelmaat werden er, dan wel omdat er een directe aanleiding was, dan wel omdat er behoefte was om een beetje te rellen, hoogdravende brieven verstuurd naar onze Chinese vrind die we, koninginnen van de wereld die we ons voelden, de huisjesmelkende mond wilde snoeren voor hij het ook maar in zijn hoofd haalde een huurverhoging in te voeren. Ondertussen vrolijk doorrokend en Mooi Kaap drinkend.
Goed. Aan al het moois kwam een eind. En aan al het lelijks trouwens ook. Er moest weer gestudeerd. Ik toog naar een volwassener optrekje, het vierde exemplaar in Utrecht inmiddels. Het stond in de kwetterende Vogelenbuurt, ‘bij het kleine rotonde’tje bij de koekoeks’. Ik nam er mijn intrek in een hok van 30 m2 met een vide en een groot balkon, maar, het moest niet te gek worden, waar het toilet doorgaans stonk naar al het kwaad uit de riolering. Bovendien kon je bijna zwieren aan de hard geworden spinnenwebben in de hoge-herenhuizen-keuken, waar het aanrecht dan weer was gemaakt voor Utrechtenaren van 1.30 m. Er werd serieuze psychologenmaterie bestudeerd, datingsite angst werd er overwonnen, mijn hart werd er gebroken door mijn eerste echte datingsite liefde, ik ben er 1 keer van het trapje naar de vide afgevallen met de armen langs het hout waardoor ik er de volgende dag uitzag als een heuse automutileerder. En ik leerde er stoppen met roken en hardlopen met Evy. Ik leerde er een boel potverdorie, maar de rioolstank verjoeg me uiteindelijk, na ongeveer 20 bezichtingen van andere Utrechtse krotten, naar het multiculturele lombok, huis nr. 5
Aanbeland in het hier en nu, terwijl ik schrijf met de moskee zachtjes biddend op de achtergrond, worden de ogen toch wat vochtig. Want terugblikken doe je pas zodra je de blik verlegt. Het is een bruggetje. Naar een vervolg. Wordt vervolgd dus. Zoals dat gaat met verhalenreeksen.