Hier en nu. Niet daar.
Met dank aan het werkritme werd ik op zondag vroeg wakker. Ik keek op de wekker hoe laat het was en probeerde door het raam het weer te peilen. Het was 07.00, met waterig opkomend zonnetje. Ik zou eigenlijk verder moeten slapen, zoals naast mij overduidelijk nog geslapen werd. Ik draaide me weer om en wurmde me aan tegen mijn slaapgenoot. We ademden niet gelijk. Zodra je dat constateert, weet je dat je er niet meer níet op kunt letten. Shit. Met het synchroniseren van onze adems, bedacht me dat ik nog vrienden moest terugbellen. Ik probeerde ondertussen m’n blaas te negeren die schreeuwde om geleegd te worden. Wat zouden we vandaag eens kunnen doen. Een museum? Ik wil nog een blog schrijven. Die mensen terugbellen dus. Eindelijk eens de krant lezen. Misschien nog hardlopen. Eten we vanavond in Utrecht of in Rotterdam? Zal ik nog even naar m’n zus gaan? Oh, én misschien nog even werken. Ik moet nog al die ontslagbrieven nakijken en de doorverwijzing van die ene mw. regelen. Ik heb eigenlijk wel trek.
Zooooooooo. Ok. Ik ben dus wakkerrrrrrr.
Na driehonderdenéén pogingen om mijn hoofd uit te zetten, 5 halfslachtige bodyscans en aandachtige buikademhalingen later draait mijn hoofd alsnog op volle toeren. Of althans, mijn hoofd is z’n normale zelf. Een op volle toeren vrouwen hoofd.
Nu kennen veel mensen dat wel. Gepieker, gedenk en geplan als je in bed ligt. Onze geest genereert van alles, is associatief en gaat al snel met ons op de loop. Bij vrouwen vaak nog iets meer dan bij mannen. So far so good. Toen ik echter aan een zondagsochtend eitje zat, met verse jus en verse krant realiseerde ik me ineens pijnlijk dat er, 9 maanden na de cursus mindfulness, geen mindfulle cel in mijn lijf over was. Met overtuiging kan ik erover vertellen en ermee oefenen met cliënten, ik ben hartstikke voorstander van het hele gedachtegoed en geloof ten diepste dat veel van het menselijk leed wordt veroorzaakt door het niet aanwezig zijn in het hier-en-nu, maar in het hoofd zijn, und so weiter, maar werkelijk waar….Ik was nog geen 10 regels in de column van Bert Wagendorp toen ik desastreus in gedachten wegtuimelde uit de krant en het hartstikke niet opmerkte. Na een dagje, al schrijvende aan dit verhaal, wel. Dat is tenminste iets.
Ik zat dus aan de jus en de krant en las iets in Berts verhaal waarover ik wilde vertellen aan de tieftallige krantlezer naast me. Die duidelijk tot zijn nek in zijn eigen column zat. Ik besloot hem toch maar niet lastig te vallen. Nadat ik een stukje terug had gelezen en het ontspannen krantenlezen poogde te vervolgen, riep de column een vraag op. En die moest beantwoord. Dus pakte ik mijn tablet. Die naast mijn telefoon lag, die ik checkte, waar ik zag dat ik 25 berichten in 3 whatsappgesprekken had, die ik allemaal las en beantwoordde, waarna ik terugliep naar het ontbijt (de tablet was ik alweer vergeten), en de column vervolgde. Nadat ik deze en enkele andere artikelen met pijn en moeite uitlas kwam ik steeds meer in de modus, hoewel ik nog wel een keer of 14 de neiging moest bedwingen om niet de mobiel te checken en wel een stuk of 5 keer iets over Rusland en Oekraïne heb opgezocht en over andere zaken waarvan ik gezichtsverlies zou lijden als ik ze niet zou weten.
Ondertussen raakte ik afgeleid van de ontspannen toestand van de boyfriend. Die was alleen maar bezig met de krant. Hij was al een heel uur bezig met de krant. Naast allerlei bewonderingswaardige en ‘hoe doet hij dat toch’-gedachten, nestelde ook de ‘maar er zal toch niks zijn’-gedachte in mijn hoofd. Ik ging langs alle potentieel lompe, dramatische, overdreven, afschrikwekkende, snauwerige dingen die ik gezegd zou kunnen hebben en nu waren er toch wel 2 exemplaren die mogelijk een te lange krantenstilte konden verklaren. Ondertussen zit ik daar starend boven de krant de boyfriend aan te gapen. Ik spreek mezelf toe om dit soort domme gedachten even terzijde te schuiven. Hij is gewoon de krant aan het lezen, normaal doen. Ik kijk op de klok. Het is alweer half 1. We moeten nog van alles doen. Want het is zondag en we hebben nog een hele dag en er zijn zoveel mogelijkheden en we moeten ze allemaal benutten, en we hebben geen tijd voor ontspanning, de wereld ligt aan onze voeten! God, ik zit hier een strijd te voeren van heb ik jou daar, terwijl er naast mij toch onverschrokken, zonder moeite flink veel nieuws wordt opgeslagen.
Hoe zet ik dit hoofd uit? Net als ik me bedenk dat ik er alweer een gedachte-marathon op heb zitten, kijkt de boyfriend op van de krant, rekt zich uit en verzucht ‘zoooooooooooooo! lekker hè, dit!’
Kijk. Je kunt veel zeggen over mannen. Dat ze soms wat eenvoudig zijn. En zich niet zo goed kunnen inleven. En nooit echt vooruit denken of snappen wat de vrouw wil, en het sowieso wel heel makkelijk hebben omdat ze gewoon tegen een boom kunnen plassen. Maar, als ze naar buiten kijken en er is gras, dan zien ze gewoon gras. En niet die vogel daar heel in de verte of herinneringen aan vers gemaaid gras of de grasmaaiende boer van ‘boer zoekt vrouw’ of graskaas of hoe lang die curry voor vanavond eigenlijk moest pruttelen, of bitcoins of lady Gaga.
Zo is het ook met de krant. Is er een krant, dan zien ze gewoon woorden. En daar maken ze zinnen van, die ze verslinden. Gewoon achter elkaar zinnen verslinden. Met een goeie buikademhaling natuurlijk.
Wat zijn het eigenlijk een knappe mindfulle wezens die mannen.