Het treinstel dat geen treinstel bleek
Omstreeks een jaar geleden dacht ik echter dat een vergelijkbaar scenario mij zou overkomen als het hertje met de Hugo Boss man in de bioscoop: ik zat in de trein. Scroll even terug naar pagina 1 van deze blog en je leest over de rigiditeit der treingewoontes; ik neem vrijwel altijd de trein op dezelfde tijd, namelijk om 06.54. Ik zit altijd in dezelfde coupe. Dat komt zo uit. Hij stopt precies op de plek waar ik het perron op kom. Dan zit ik vaak ook nog op dezelfde plek ín de coupe. Met bijna dezelfde mensen die ook vaste plekken hebben. Op een dag kwam er een nieuweling in de coupe. Onwetend natuurlijk dat hij een vreemde eend in de bijt was. Hij deed gewoon normale treindingen; zitten, lezen, ademen, muziek luisteren. Wij bekeken hem met argusogen. Wat bleek: hij bekeek mij ook. Stiekem natuurlijk. Dat stiekeme gluren hielden we goed twee weken vol. Op een gegeven moment durfden we een ‘goedemorgen’ aan. Ook werd het staren afgewisseld met een glimlach. Zozo. Het schoot wel op zo. Qua uiterlijk vond ik hem niet zo intrigerend. Maar het mysterie en geflirt was wel spannend. ‘Wat zal ik eens aandoen?’, dacht ik zelfs vaak in de ochtend. Je hebt immers toch elke dag een mini-date met treinboy.
Er kwam een ochtend dat hij tegenover me kwam zitten. Hij begon te praten. Hij deed iets in het ziekenhuis. Was arts in opleiding, fitnesste graag in vrije tijd, wat ik al lang had gezien omdat hij zich tamelijk overdreven meermaals uitrekte en zijn borst- en armspieren goed aftekende onder iets te strak overhemd. Tsja. Hij ging nog veel uit in Utrecht. In hele foute tenten. Tsja again. Hij was eigenlijk net nog uitgeweest en had maar 4 uur geslapen. (…) Er volgde een beaves en butthead lachje. Hij bleek 26. Erg aantrekkelijk allemaal. Nog steeds was ik echter een beetje betoverd door het spel van de de treinflirt. Ik zal slaapdronken geweest zijn. We liepen naar buiten. Hij wilde me iets vragen zei hij. Ik leidde dat af uit de hakkelende woordenstroom waar ik iets van kon brouwen dat ongeveer zo klonk: ‘ik dacht eehm..ja…eeehm..misschien zou je het..haha…ja…eehm…wel leuk vinden om wat te gaan drinken. Een keertje. Misschien. Haha.’ Ik zei ja, we wisselden nummers uit, we appten heen en weer.
Ik denk dat ik nog nooit oninteressantere appjes heb gekregen. Er volgden veel beaves & butthead lachjes van zijn kant en veel gegeeuw mijnerzijds. Deze arts leek 12, zijn hersens liet hij elke dag achter op de afdeling in het ziekenhuis en zijn vrije tijd leek hij vooral te vullen met bavianengedrag in de Filemon en met het vol bewondering staren naar zijn biceps. De liefde was over. Hij snapte dat alleen niet. En dan zit je daar in de coupe. In je coupe die al sinds jaar en dag je vaste treinhaven is. Waar je vrienden hebt gemaakt en koffiematen hebt als je gestrand bent bij Alphen a/d Rijn. Maar ga een nieuw ontstane gewoonte maar eens afbreken: hij mocht namelijk best weer terug naar zijn oude plek om daar normale treindingen te doen als zitten, lezen, ademen, muziek luisteren. Maar hij bleef zwaan kleef aan in mijn vierzits. Ik koos voor deze strategie: ik bleef zitten waar ik zat en ik deed mijn oordopjes in. ‘Ben erg moe, moet echt nog even slapen’. Dat blijkt erg lastig als iemand onderwijl onafgebroken naar het kwijlspoor uit je mondhoek zit te gluren. Zodra ik m’n ogen opendeed begon hij bovendien te praten. Oh god. Dit werkte niet. Ik vertelde hem maar de aloude smoes dat ik iemand had ontmoet. Hij vroeg nog twee treinritten daarna hoe dat nou eigenlijk precies zat. Wat genante conversaties opleverde om 07.00 ‘s ochtends ten overstaan van mijn treinvrienden. Waar ik het imago had van stabiele krantlezende en blogschrijvende jonge blom. Nu was ik bezoedeld. Omdat de dokter z’n bek niet kon houden.
Ik ging over naar het laatste redmiddel dat ik ter beschikking had. Ik liep nog eenmaal door de coupe. De coupe waar mijn forenzenleven startte. Ik zwaaide in gedachten naar iedereen. Liep door naar het volgende treinstel. Nam plaats in een tweezits. Dacht nog even met weemoed terug aan mijn favo coupe, de man met de ruitjesblouse, de vrouw met pluishaar, de gekke gejaage dame met grote angstige ogen en aan wat een romantisch liefdesverhaal had kunnen worden. Ik pakte mijn telefoon, en schreef me per direct in op een datingsite.
Dan zijn rare dokters met te grote biceps met een druk op de deleteknop uit je leven. Wel zo handig.