‘Het is dus niet zo’
Stel je het volgende scenario voor: Je staat in de kroeg. Je ziet daar een kerel. Je loopt er niet op af want, nou ja, dat doe je gewoon niet. Je staart en lonkt en draait tot je een ons weegt. Hij komt naar je toe, je wisselt beleefdheden uit. Iets over of je hier vaker komt, iets over de muziek, iets over je naam, je werk, iets over….hoe smaakt jouw speeksel eigenlijk? En voor je het weet sta je te bekken midden in de kroeg. Je krijgt een relatie (dit scenario loopt overigens meestal uit in gefrustreerd staren naar mobiel en er na 3 dagen prakizeren achter komen dat het een zak hooi bleek te zijn die gewoon even een potje wilde zoenen). Maar stel je voor, je krijgt een relatie. Vanaf nu vertel je aan mensen dat je elkaar kent uit de kroeg. Je was best wel een beetje beneveld en eigenlijk herinner je je bar weinig van de avond, maar ach, wat deert het. ‘Oh wat leuk zeg, ik ben blij voor jullie’, zeggen de mensen.
Scenario 2: Je staat met een vriendin op een festival. Vriendinnen van haar haken aan. Beleefdheden worden uitgewisseld. Iets over de hoge prijs van de muntjes, iets over de hotpants van het meisje met de te dikke billen, iets over wat zit je haar leuk en iets over mannen. Mannenschmerz is altijd, na weltschmerz voor gevorderden, een gewild onderwerp onder een club vrouwen. Je hoeft elkaar daar niet voor te kennen, nee joh, ben je gek. Een van de oplettende luisteraars hoort jouw gedoe en geklaag en geanalyseer aan en bedenkt opeens een hele leuke collega in de aanbieding te hebben. Je telefoonnummer wordt via haar uitgewisseld met manspersoon. Je gaat op date. Je gaat op date 2, na een paar dates blijft hij slapen. Dat moddert zo nog even aan en je hebt een relatie. Helemaal gekoppeld door een via via op een festival. Doodnormaal toch? De mensen zeggen ‘oh wat leuk, ik ken ook iemand bladiebla, koppelactie, supernormaal, blabla, waar kom je zo nog tegen in het wild blabla’
Dan dit: Je loopt door de stad met je nieuwe vlam. Je loopt een kennis van een van jullie tegen het lijf. Beleefdheden worden uitgewisseld. Iets over het weer, iets over werk, iets over koeien en kalveren, iets over ‘lang geleden dat we elkaar hebben gezien zeg en zie je die en die nog?’ iets over…….Waar kennen jullie elkaar eigenlijk van?
‘Van internet’.
Je zou dan toch verwachten, in een tijd waarin de social media je om de oren vliegen en mensen elke dag hun eten, kinderen, nieuw aangeschafte seksspeeltjes (denk ik) fotograferen en delen met jan en allemaal, dat er gewoon oppervlakkig doorgekeuveld wordt. ‘Oh wat leuk, hoe lang al, etc.’, Maar in plaats daarvan wordt er ongemakkelijk gewiebeld. ‘Eeh okee.’ De kennis probeert tamelijk wanhopig een aanwijzing uit jouw gezichtsuitdrukking te krijgen hoe hij hier op moet reageren (hoe erg vinden ze het dat ze internet nodig hadden?’), hakkelt een beetje en zegt dan iets in de trant van ‘oh nou ja, oke…Dat maakt helemaal niet uit toch?’
En dood is het gesprek. Mocht dit nou zo af en toe voorkomen, dan is het geen blog waardig. Dan is het gewoon iemand die nog een inbelverbinding heeft, niks van internet snapt of nog in het tijdperk leeft waarin men denkt dat alleen mensen met een stoornis uit het autistiforme spectrum, ICT’ers of sociaal onvaardige types (meestal zijn dit allemaal dezelfde mensen) zich lenen voor zo’n medium. Maar dit gebeurt dus best wel vaak, ook slimme of leuke mensen die heus beter weten zeggen zulks. Meestal doet men nog een poging om uit te leggen waaróm het dan daadwerkelijk niks uitmaakt en dat maakt het uiteraard erger. ‘Oh nou ja, steeds meer mensen doen dat tegenwoordig, en ook echt wel leuke mensen zitten erop toch? Mensen schamen zich er vaak een beetje voor, maar dat hoeft eigenlijk niet echt meer, want op een gegeven moment word je gewoon ouder en dan ga je niet meer zoveel uit, ja je moet toch ergens iemand ontmoeten, dan maar via internet toch, blablablapoep’. STOP met praten alsjeblieft. Dit werkt voor geen meter.
Twee dingen hierover.
1: In de psychologie spreken we bij dit soort reacties van een zogenaamde spontane ontkenning. ‘Oh ja, ik vond het trouwens helemaal niet erg dat hij zus of zo zei’, of ‘niet dat het me uitmaakt dat jij dat denkt hoor’. Als er niet wordt gevraagd naar een mening, maar iemand die bij voorbaat al ontkent, dan is dus hetgeen iemand zegt ‘niet te vinden’ absolutement wél het geval. Meestal wordt het alleen nog een tikje ongemakkelijk, heb ik proefondervindelijk geleerd, wanneer je dan zegt ‘oh maar joh, dat vind ik ook heel normaal. Jij alleen volgens mij niet, of begrijp ik het verkeerd?’
2: Hoe kan het nou zo zijn dat men het wél normaal vindt (oke vooruit, hypothetisch) z’n versgelegde drol te instagrammen en te delen via Facebook, maar het een beetje gekkig vindt om internet te gebruiken waar het megahandig voor is, namelijk het vinden van een heel gaaf iemand. Die op vrijdag ook graag ‘als vanouds’ tot 06.00 wil doorhalen, maar toch thuis wijn gaat drinken want het regent en regen is stom. En die zich graag opdoft, maar geen zin heeft om naar huis te gaan en dus maar doorgaat vanuit werk in saaie trui en om 01.00 eigenlijk moe is van de werkweek. En die niet meer als een wild beest de kroeg rondspeurt naar een fijne prooi en ook niet meer weggaat als er geen fijne prooien zijn, maar gewoon gesprekken heeft met vrienden aan de bar. En die nog wel eens een scenario 1 heeft, maar dan op het moment van ‘zeg hoe smaakt jouw speeksel eigenlijk?’, sneller denkt: ‘hm, misschien is het tijd om naar huis te gaan’.
3: Ok nog een derde ding. Voor de paar hoogopgeleide singlevrienden die een datingsite overwegen. Maar zichzelf sneu vinden als ze zichzelf opgeven:
Een Canadees onderzoek naar online daters uit 2001 gaf al een beeld van online daters als zijnde juist sociaal en zelfverzekerd en actief in hun offline leven. De onderzoekers concluderen dat de mythe van de sociaal geïsoleerde computergebruiker niet meer dan een mythe is (Brym& Lenton, 2001:16).
Overigens, als je nou denkt dat ik me iets aantrek van die meningen van al die mensen. Dan is dat dus niet zo.