Herinneraar

Onlangs las ik dat iemand op social media zichzelf beschreef als ‘een hoofd op pootjes’. Een tobber, een piekeraar, een veeldenkend mens. In de roos, dacht ik, dat ben ik ook. Voor me zag ik een levensgroot hoofd met twee dunne harkbeentjes beentjes eronder zoals een kleuter ze tekent. Ik ren graag en ik denk graag, alles ertussen negeer ik met gemak: buikgevoel, intuïtie, rouw, hartzeer. Ik denk en beredeneer.

Hoewel ik weet, snap en rationeel kan bedenken (want ook nu kan ik het immers niet helpen) dat emotionele gebeurtenissen  impact hebben op méér dan het hoofd, laat ik mijn lijf vaak buiten beschouwing. Pijntjes aan hamstrings en knieën die het hardlopen in de weg zitten daargelaten. Ik denk en ren hard (weg).

Als ik denk dat ik voel, denk ik vooral. Ik praat met mensen, app me suf, stuur e-mails en probeer mijn gevoel te vangen. Ik hengel en reik naar woorden. Maar net als het gevoel dat de lente en de herfst elk jaar bij me losmaken, of een intens geluksmomentje bij het zien van mijn katten die rollen in het gras, ontglipt het meteen zodra ik het vast denk te hebben. Ik probeer nog iets met woorden als ‘de geur van versgemaaid gras’, of ‘de zachtheid van de lucht’, maar met het alfabet wordt het platgeslagen

Ik schrijf en schrijf nog meer. Met metaforen, gedichtjes en taferelen probeert mijn hoofd op pootjes dichterbij te komen. Ik leg vast, dus ik verwerk. Verwerken, accepteren en loslaten als een schriftelijke actie. Nog een paar blogs en dan zit de rouw erop. Mijn stromende gevoelens vastgelegd in inkt. Onveranderbaar, een poging tot grip, maar er nét naast zittend.

Bevreemdend is het dan ook dat ik nu soms, naast ondefinieerbaar herfstgevoel en sommige onbegrepen gelukzaligheidjes,

ineens vooral mijn lijf ben. Het vertelt me woordeloos een verhaal. Bij een onschuldig fragment van een serie, een foto in een periode waarvan ik wist dat we net hoorden…Of dat we nog hoopten dat…, een blik in badkamerkastje, fietsend over de Westzeedijk, ben ik ineens verkrampt, voel ik dikke kabels in mijn rug, heb ik zere kiezen, een zoemend lijf, waarin een niet fijne zindering zindert. Geen hardloopspierpijn, of griep, zenuwen voor werk of moeheid na een lange dag. Ook geen menstruatiepijn, of dagelijkse schrik, of uitputting na een ruzie. Nee, het is mijn specifieke ‘ik had heel veel hoop en verloor de hoop en stond dat soms wel en soms niet toe, en kon niet meer dealen met de onzekerheid en al die dokters, en alles was voor niks en hoe in godsnaam ziet de toekomst eruit, als de voor eeuwige niet-moeder’-pijn. Mijn lijf herinnert.

Tegenwoordig weersta ik de neiging om te snappen. Proberen althans. Om te herleiden en te verklaren en oorzaak-gevolg’jes te maken. Soms schrijf ik nog een blog, altijd weer die taal die blijft proberen, maar ik ben blij dat mijn lijf meedoet. Het lucht me op. Zoals het fijn is om een traan te laten als je aan een overleden dierbare denkt. De opluchting dat je ze niet vergeten bent. Dat je bij de Suskes en Wiskes denkt aan Gerard, bij Barolo aan Wendele, bij het water aan Sietske, bij ansichtkaarten aan Toos, bij abrikozenvlaai aan opa en bij een pannekoekenhuis aan oma, zo ben ik blij dat ik ten diepste heb gevoeld en nog steeds blijf voelen, hoe ik de aarde heb bewogen om me een moeder te maken, en mijn lijf af en toe nog een beetje huilt om de zeven keren die hadden kunnen zijn…